Yvo & rianne
en suramerica
Wat een ontzettende lange titel, zonder twijfel. Maar dat mag ook wel, we hebben immers al bijna 8 maanden niets meer van ons laten horen op dit blog. Hoewel het een beetje naar uitsloverij riekt, kun je aan de titel goed zien dat er, sinds de laatste keer dat we iets over onze avonturen schreven, veel is gebeurd. Yvo had ondertussen heel veel verhalen in zijn hoofd: dingen uit Albanië die hij wilde uitleggen, wat voor kleurrijke types je daar allemaal hebt en hoeveel vrijwilligers we allemaal voorbij hebben zien komen. Het zou dus zomaar kunnen dat deze blog een enorm lang epistel gaat worden. Maar dan natuurlijk wel een vermakelijke, want we willen jullie als trouwe lezers graag blijven boeien. Laten we maar van start gaan. Sorry! We lieten jullie achter in Albanië, in augustus 2022. We spraken in die blog vooral over hoe Nederland ons soms zwaar is gevallen. Vooral Yvo kon daarover nogal grafisch uitweiden met als geheim ingrediënt enige zwartgalligheid. Dat is helaas niet bij iedereen in goede aarde gevallen. Na de blog nog een aantal keer teruggelezen te hebben durven we wel het wel toe te geven. Yvo was misschien een beetje te kort door de bocht. Bovendien is het natuurlijk een stuk kwetsender als jijzelf of een kennis wordt zwartgemaakt, in plaats van dat er een BN’er in een Radio-1-Column de pineut is. Dat laatste is vaak wel om te lachen, maar het eerste kan zonder twijfel pijnlijk zijn. Daarom in de eerste plaats: sorry! En mochten de gekwetste personen meelezen: er komt ook nog een persoonlijke excuses aan. Nu we deze zware last van onze schouders hebben kunnen afwerpen, gaan we echt beginnen. Kamping Himarë Om met heerlijke nietszeggende woorden te beginnen: het was heerlijk in Albanië. We werkten hard, vaak 6 soms wel 7 dagen per week. Allebei achter de bar. Om vijf uur ’s middags begonnen we en we draaiden de bar tot sluit. In zeldzame gevallen betekende dit tot drie uur ’s nachts. Als tegenprestatie dronken we daarom ook net zo hard als we werkten, naar goed Albanees gebruik. Natuurlijk pas als alle etende gasten klaar waren en de afwas was gedaan. Steevast om half 11, na ons eigen diner, was het Raki-tijd. Na de eerste vier Raki is het de bedoeling dat je de rest van de avond een balanceer-act probeert vol te houden. Je moet zo aangeschoten zijn, dat je wel met de gasten slap kan gaan ouwehoeren, zonder dat je jezelf verliest. Of zoals Yvo dat noemt: over het randje duikelt. Want die Raki is als een soort sirene: alles gaat er zoet van smaken, de lucht, de sigaretten, een kus, het bier en natuurlijk de gesprekken met de gasten. Zoals bij elke sirene, moet je met je schip op gepaste afstand blijven, want anders zuigt ze je mee, zo de afgrond in. Dit balanceren lukte ons redelijk, we zijn misschien maar twee keer de afgrond ingevaren en dat was gelukkig nadat de gasten al weg waren en wij met de twee andere vrijwilligers en de eigenaar alleen met een fles Raki achterbleven. Jullie moeten je voorstellen dat dit sfeerbeeld zich als het ware elke avond herhaalde. Soms waren de avonden minder druk, andere keren juist weer ontzettend. Soms waren er fantastische gasten, zoals de Nederlandse Michiel. Die kon een brandende sigaret, die Rianne vanaf drie meter afstand door de lucht gooide, met zijn mond opvangen. Of er waren gasten die je wel van de berg af zou willen gooien, zoals de Canadese Heather, die vanaf de eerste minuut over alles een mening had, zoals het een echte Noord-Amerikaanse betaamt. We zouden het uren kunnen hebben over wat voor personages we allemaal voorbij hebben zien komen, maar misschien moeten we gewoon even snel, kopjesgewijs, uitleggen wie de hoofdrolspelers waren tijdens dit meer dan 5 weken durende avontuur in Albanië. Denis Meniko Denis, of liefkozend Denisi, is de eigenaar van Kamping Himarë (plus bar en restaurant). Een ontzettend harde werker, en dus ook harde drinker, die maar moeilijk taken uit handen kan geven. Het is een man met een ontzettend lieve glimlach en altijd in voor een feestje. Maar ook een binnenvetter met enorme stemmingswisselingen. Dat betekent dat hij de ene week fantastisch vrolijk is, maar als er zich plots iets voordoet, kan hij een andere toon aanslaan, zijn wenkbrauwen beginnen dan te fronsen en zijn mondhoeken zakken zo’n 3 centimeter. Dan weet je; dit komt deze week niet meer goed. Tot twee keer toe is het zover gekomen dat je dan tegen hem moet zeggen: “Als je ons niet aardig meer vindt, of als je ons zat bent, dan moet je het zeggen, dan zijn we weg.” Het was vaak alsof hij dan pas uit zijn catatonische staat van ontevredenheid kon ontwaken. De favoriete hobby van Denis, goed- of kwaad gemutst, was het uitlokken van moeilijke en pijnlijke discussies. Denis neemt altijd expres een contrapunt in, maar laat dat van te voren niet merken. Hij start een discussie alsof hij je vriend is, maar ontpopt zich al snel als je vijand. Het is een val waar vooral Yvo in het verleden vaak in is getrapt. Nieuwe gasten, die Denis nog niet zo lang kennen, laten zich wel in het web lokken. Zoals een discussie over socialisme – dat wij West Europeanen helemaal niet weten wat socialisme inhoudt. Of een discussie over de oorlog in Oekraïne, dat wij in een narratieve val over Poetin versus de Wereld worden gelokt. We hebben menig geschreeuw aan de bar gehoord. En de discussie eindigde met een triomfantelijke Denis die nog maar een Raki voor zichzelf inschonk, terwijl de getergde gast kwaad en vloekend naar zijn tentje beende. En nee, Denis is geen naargeestige man. Hij is als een kat die zijn prooi uitkiest, niet om hem te doden, maar om ermee te spelen. Omdat het kan, omdat het mag, omdat woorden geen zeer doen. Het duurt alleen vijf jaar voordat je weet dat je de kat een speeltje moet toewerpen, zodat hij wordt afgeleid. “Denis, wij denken er precies zo over als jij, je gebruikt alleen andere argumenten.” Ervin Meniko Denis heeft ook een oudere broer, Ervin. Hoewel Denis de eigenaar is, komt zijn broer in de zomer vaak langs wanneer hij tijd heeft. Ervin is docent kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Tirana. In de zomervakantie verblijft hij twee maanden lang op de camping en doet dan in de keuken alsof hij de baas is, dit tot grote frustratie van Denis. Elke keer als het eten voor de gasten bijna moest worden uitgeserveerd, begon het gekibbel in de keuken. We spreken amper Albanees, maar je hoort aan het tempo, de intonatie en het gegooi met een spatel, dat het niet gezellig is in de keuken, als de twee broers zich samen met het eten bemoeien. Het is een magisch schouwspel van een transactionele analyse: Ervin ontpopt zich tot de grote broer die alles beter weet en Denis zie je krimpen tot de kleuter die hij in vroeger tijden ooit was. Het grillige karakter van Denis zie je nergens terug bij zijn oudere broer. Ervin is de rust zelf. Hij praat graag over kunst, films, literatuur en geschiedenis. We kunnen ons nog goed herinneren dat, toen we 8 jaar geleden voor het eerst op deze camping terechtkwamen, we Denis als onze beste vriend zagen: lekker zuipen en slap ouwehoeren. Maar Ervin is iemand die je met de jaren leert te waarderen. We waren erg verdrietig toen hij weer terug naar Tirana moest om zijn schooljaar voor te bereiden. Gelukkig kwam hij nog één weekendje terug om zich nog één keer te bemoeien in de keuken en met ons over Picasso, Gabriel García Marquez en de Justiniaanse verovering van het West-Romeinse rijk te praten. Raki (Ev.) Rakija (Mv.) Onze allerbeste vriend in Albanië was natuurlijk Raki. Een boel mensen denken bij de naam Raki aan de zoete ouzo-achtige drank uit Turkije. Dat snappen we, maar die vergelijking gaat absoluut niet op. Vanwege de verzuurde Grieks-Turkse relatie, hebben de Turken veel gejat uit Griekenland en andersom, maar heet het dan gewoon anders. Turkse Raki is gewoon Ouzo, Döner is gewoon Giros, Kebab is gewoon een Souvlaki. Vergeet Turkije en terug naar de Balkan, want Balkanraki is iets heel anders. Het is gestookte sterke drank van allerlei vruchten. Kersenraki, Kweeperenraki, Abrikozenraki, Appelraki, Druivenraki en op de Balkan de meest beroemde: Pruimenraki ofwel Slivovitsj. Slivovitsj is de raki naar keuze in voormalig Joegoslavië, en zoals bijna alle raki in Joegoslavië, wordt dit in een fabriek gedestilleerd. En daar hebben de Albanezen een broertje dood aan. Waar de beste druiven in voormalig Joegoslavië worden gebruikt voor de wijn, worden ze in Albanië gebruikt voor de raki. En die raki wordt absoluut niet in een fabriek gemaakt. Alsjeblieft zeg, deze wordt gewoon thuis door oma, of een man die altijd Ilir heet, gestookt. En mijn God, wat is dit drankje lekker. Goede huisgestookte raki is zacht en zoetig. Je krijgt er geen katers van en je belandt langzaam in een heerlijke roes, gevolgd door een dronk, die voelt alsof een Engeltje je naar bed laat zweven. Slechte huisgestookte raki is er ook, want elke batch is immers weer anders. Het kwam zo nu en dan voor dat we een slechte versie in huis hadden gehaald. Zulke raki is scherp, brandt in je slokdarm en zorgt voor een bonkende hoofdpijn de volgende dag. Het grote voordeel van slechte raki was, dat deze snel opgedronken moest worden, want in vele gratis rakis voor ons resulteerde. Albanees, de taal Wie ons goed kent, heeft ons misschien ooit horen vertellen over de Albanese taal. Toch vatten we het graag nog even samen: er zijn veel mensen die denken dat Albanees een soort van Slavische taal is, verwant aan het Servo-Kroatisch of Bulgaars. Dat is niet waar. Als je de stamboom van de Indo-Europese talen googelt, zal je zien dat Albanees, naast Slavisch, Romaans, Germaans, Indisch en Helleens, helemaal alleen staat. De afsplitsing bevindt zich zelfs helemaal bovenaan de stamboom, wat betekent dat Albanees een oeroude taal is. Het splitste zich af van het Oer-Indo-Europees nog vóór het Mycenisch van Kreta, het Dorisch van de Peloponessos en het Oud-Sanskriet van India. Het Albanees bezit zo’n beetje alle klanken die een taal kan bezitten en je kunt de woorden nergens mee vergelijken. Al zijn er door de jaren heen veel leenwoorden opgepikt uit het Turks, Grieks en Latijn. Grappig voor ons Nederlanders is de Albanese ‘R’, die je bijna altijd uitspreekt als een Gooische ‘R’. En de ‘Ë’ met een trema, die je uitspreekt zoals wij doen in: bElangrijk, bEzwaar, gElukkEg. Probeer daarom maar eens dit: Gëzuar (Guh – Zoe – Ahr) Dat betekent: ‘Gelukkig’ of ‘Proost’. Verder zijn er nog mooie combinaties te maken met: Q = Tsj – Qendër – Tsjen – duhr = Centrum Dh = Dhëmton – (Dh als in There (zachtjes dus)) – Dhuhm-Ton = Schadelijk Th = Gjithçka – (Th als in Think (hard dus) = Dzjith – Tsj – Ka = Alles Ë = Zemrës – (omdat het een mooi woord is) = Zèm – Ruhs = Hart Verder zijn dingen raar en andersom. Zo is Jo niet Ja maar Nee en in Po geen Toilet maar Ja. Gekke leenwoorden zijn er ook, zo is Duhani “het roken van tabak”, zoals in Hongarije dit Dohány is. Hoe komt dat Hongaarse woord nou in Albanië terecht? Është betekent “Dit”, zoals Este in Spanje. Nou ja, zo kunnen we nog uren over het Albanees doorpraten. Maar bedenk maar, dat het één van de magische talen is. Oeroud en compleet eenzaam in de taalboom. De Vrijwilligers Een camping zoals Kamping Himarë draait op vrijwilligers. De inkomsten van de Camping zijn helaas niet hoog genoeg om een heel team in te huren. Bovendien hebben we het idee dat Denis eigenlijk niet zo heel veel doet in de winter, dus hij heeft ook geld nodig om de koude maanden in Tirana te kunnen overbruggen. Die vrijwilligers zijn altijd een lot in de loterij, zowel voor eigenaar Denis als voor ons. Toen we aankwamen boften we ontzettend. Er was een heel leuk Hongaars-Argentijns stel aanwezig. Vooral de Hongaar had enorme droge humor. Verder werkte er een Brit als vrijwilliger, Stephen. Een zeer aardige meneer, die zichzelf ontzettend graag hoorde praten. Dat hield in dat het aan onze stemming lag, of we dat eindeloze gezwets aankonden of niet. Na het vertrek van de Hongaar en Argentijnse, kwam er een andere vrijwilliger. Dorian uit Frankrijk. Het was zijn idee om van Nantes naar Istanbul te fietsen en hij had besloten om hier, in het zuiden van Albanië even een pauze in te lassen. De beste jongen had een tentje bij zich, en één paar (fiets)kleding die hij altijd met de hand waste. Zijn lycra broekje en gele (of groene) shirt, hingen dan te drogen in de olijfgaard. Je kunt je voorstellen dat een persoon met maar één paar kleding, die de afgelopen 2 zomermaanden op een fiets heeft doorgebracht, misschien een beetje apart ruikt. Dat was met Dorian dubbel zo waar. Zet een dakloze in een sportschool, laat hem zich 3 uur uit de naad zweten, en je hebt een idee waar we het over hebben. We hebben ons er nog proberen overheen te zetten, maar Dorian bleek eigenlijk ook geen reet te vertellen te hebben, sprak amper Engels, en zag geen werk. Dat laatste komt ook omdat hij nog jong was, dus dat kan gebeuren. Maar instructies vond hij ook maar moeilijk om te volgen. Gelukkig heeft Denis een enorme talenknobbel, hij spreekt Grieks, Engels, Albanees, Italiaans en Frans, dus met Florian kon hij wel enigszins communiceren. Hoogtepunt van ergernis voor Rianne was altijd het gezamenlijke eten met Dorian. Hij at zijn groenten niet op, want ‘Aai doe notte laikuh vedsje-teebels’. Rianne ziet mensen die geen groenten lusten als zwaar inferieur. Daar kan ze uren over oreren: het is een gebrek aan opvoeding en het is een gebrek aan volwassenheid – hier komt Freud ook altijd nog even een duit in het zakje doen. Gelukkig duurde het niet lang of er kwamen nieuwe vrijwilligers aan. Een stel waarvan we eerst niet snapten dat het een stel was. Lukas, een Duitser die weigerde Duits te spreken (vreemd), en Alicia, een half-Vlaamse, half-Waalse dame die geen Nederlands sprak (logisch). Het stel deed ons denken aan een theorie die we ooit op televisie hadden gezien. Je kunt als stel een platonische verliefdheid – of nou ja, dat hangt er vanaf hoe ruimdenkend je bent – ontwikkelen voor een ander stel. We denken dat dit wel zo’n beetje is gebeurd bij Lukas en Alicia. We hadden dezelfde zwarte humor, we dronken in hetzelfde tempo, we hielden allemaal van goed eten en je kon alles tegen elkaar zeggen. Lukas was een fantastische kok en hielp veel mee in de keuken. Alicia was een harde werker en dat betekende dat Yvo niet meer alleen de afwas hoefde te doen. Ons oorspronkelijke plan was om eind augustus nog even Griekenland te gaan ontdekken, maar vanwege onze nieuwe vrienden zijn we zo lang mogelijk gebleven. Wanneer het kon trokken we er met zijn vieren op uit om de omgeving te verkennen. Soms ontmoet je mensen in je leven, die je je hele leven niet zal vergeten. Op naar het Westen! Half september vertrokken we naar Griekenland, om in Igoumenitsa de veerboot naar Ancona te nemen. Nadat we geboekt hadden, las Yvo plots allemaal slechte reviews van de rederij: Grimaldi Lines. We gingen dus een beetje gespannen aan boord. Maar het gezegde was waar: geloof nooit de reviews. We sliepen in een comfortabele hut en het was ontzettend stil aan boord. We dronken op het dek een halve fles ouzo leeg, terwijl we door de Straat van Korfoe voeren. In de verte zagen we Albanië en de lichtjes van de camping liggen, we zwaaiden nog één keer en hieven het glas. We kregen nog een appje van Alicia en van Denis, dat ze inderdaad, daar in de verte, de lichten van ons schip op zee zagen drijven. Die middag daarop kwamen we aan in Ancona, een mooie historische stad, met helaas geen campings in de buurt. Daarom zochten we ons heil iets verderop op, in een stadje met wel veel campings, Senigallia. We zijn gewend dat het in Albanië (en Colombia soms ook) allemaal wat minder mooi en minder luxe is. Maar wat we hier aantroffen? Oude en versleten campings. Geen warm water en schijten moest je nog door zo’n gat in de grond. Ondertussen moesten we wel de hoofdprijs betalen. Omdat een heleboel campings sowieso al weer dicht waren voor de winter – het is toch september? – besloten we de dag erna zo snel mogelijk verder te rijden. We hebben op internet nog gezocht naar campings in Toscane, maar dan ben je zo 60 (!!) euro per nacht kwijt. Ter vergelijking: in Nederland betaal je voor een goede camperplaats ongeveer 15 euro. Die dag zijn we tot ver in de avond doorgereden, tot we in een klein dorpje tussen Nice en Marseille een camperplaatsje vonden. We betaalden 17,50 voor één nacht, dus dat was heerlijk slapen. Omdat we al zo veel kilometers erop hadden zitten, besloten we om in één ruk door te rijden naar Spanje. Dat hebben we inderdaad in een ochtend en een halve middag geflikt. We kwamen aan in het Catalaanse Empurriabrava, waar de campings gek genoeg ook al bijna dicht gingen. We kregen een plek toebedeeld net buiten de camping, omdat er geen camperplaatsen meer beschikbaar waren. De volgende dag moesten we weer verkassen en kwamen erachter dat in Catalonië een heleboel campings al dichtgaan in september. Wil je meer succes hebben, dan moet je verder naar het zuiden: geen probleem. Via pittoreske dorpjes dreven we langzaam af naar Valencia. In een stadje op de grens met Catalonië en Castillië hebben fantastische Raciones gegeten. Raciones zijn vereenvoudigde tapas, zou je kunnen zeggen. Het is een enorm bord met chorizo, manchego kaas, olijven en ham. Als het bord leeg is, heb je sowieso geen honger meer. We zijn daarna terechtgekomen op een camping onder de rook van Valencia waar we uiteindelijk een week zijn gebleven. Deze camping, die ook in het winterseizoen openbleef, lag pal aan het strand. Het had een heel leuk restaurant waar een mevrouw uit Colombia werkte. Na deze camping en het rustige leven aan het strand, hadden we weer wat behoefte aan de stad. Ons oog viel op Murcia. Een mooie stad, maar met hele ruige rafelranden. We zijn op onze eerste voettocht per ongeluk door de zigeunerwijk gelopen. De sfeer was grimmig en het was een enorme puinzooi op straat. Uitgebrande appartementen, waar toch mensen wonen. Vuilnis dat nooit wordt opgehaald. Kampvuurtjes, midden op de stoep. Een hele ervaring, maar daarna zijn we toch maar anders gelopen. Op naar het Zuiden! We waren al een heel eind op weg naar de zuidelijke regionen van Spanje, en hadden wel zo’n beetje bedacht dat we op z’n minst Málaga moesten bereiken. We zetten koers naar een dorpje in Andalusië, waar we weer een week op een camping zijn gebleven, simpelweg omdat het zo goed toeven was. We hadden alleen de grootste moeite met het Andalusisch accent, wat een wirwar van niet-uitgesproken letters en lettergrepen is, gevolgd door een ingewikkelde uitspraak, dat lijkt op het Venezolaans. Men zegt dat de kolonisten in Zuid-Amerika overwegend uit Andalusië komen, en dat het daarom iets weg heeft van Colombiaans, Venezolaans, Peruaans en Panamees. Dat klopt, maar dan is het vermengd met de snelle spraak van de Spanjaarden. We hebben daar in een strandtent ontzettend hard om gelachen met het personeel. We hebben één voorbeeld onthouden. Als je wil zeggen dat een weg of een helling steil is, dan spreek je uit: “[La loma] esta muy empinada.” “[De heuvel] is erg steil.” Maar in Andalusië zeggen ze: “ ‘Ta mu’pina’a” Succes! Na een paar lekkere dagen in Málaga besloten we dat we Spanje wel eens een keertje uit wilden. Maar hoe ga je dat doen, als je helemaal in het zuiden zit? Dan ga je naar één van de pilaren van Hercules, of zoals de Arabieren zeggen: Jabal Tariq. Nee beter nog: The Rock. Gibraltar. We parkeerden de camper op een camperplaats in La Línea de Concepción en namen de bus naar de grens. Een bizarre ervaring. Je ziet die rots, die echt enorm is, al van ver liggen. Dan sta je in het drukke centrum van La Línea en dan is daar ineens een grote grensovergang. Chaos. Een Spaanse douanier nam een vluchtige kijk op onze paspoorten en de Gibraltarese meneer wuifde ons gewoon door. En dan sta je daar ineens. Buiten de EU, buiten de Schengenzone, rode dubbeldekkerbussen, een rode telefooncel en van die rare ronde brievenbussen. City Centre: 1 ½ miles. Miles? Om in het centrum te komen moet je de landingsbaan van Gibraltar Airport oversteken. Daarna kom je in het historische centrum. Het is net alsof je in een drukke winkelstraat in Oxford loopt of York. We hebben er Engels bier gedronken en een heerlijke fles whisky uit Wales gekocht (tegen bodemprijzen natuurlijk). Op de terugweg heeft niemand ons paspoort gecontroleerd en werd er ook niet in onze rugzak gekeken. We hadden dus wel tien flessen whisky mee kunnen nemen. Op naar het Noorden! Eén van de hoogtepunten in Spanje, die vooral Yvo absoluut wilde zien, was het Alhambra in Granada. Voor wie zijn geschiedenis niet helemaal kent: het Alhambra is een Moors paleis, gebouwd door één van de Emirs van het Kalifaat van Granada. In het Alhambra kun je de Arabische invloeden op het Iberische schiereiland het beste beleven. De Arabische mengeling in de Spaanse cultuur is er een die, als je goed kijkt, veel sterker aanwezig is dan je denkt. Je ziet het in de architectuur, je proeft het in de keuken, maar je hoort het vooral in de taal. Woorden zoals Almohada (Kussen), Albahaca (Basillicum), Aceituna (Olijf) en Zanahoria (Wortel), komen allemaal uit het Arabisch. Onze favoriet is de uitspraak Ojalá (Hopelijk), dat letterlijk van de kreet “Oh Allah!” afkomstig is. Wij liepen dus goedgemutst de heuvel naar het Alhambra op. Zonder kaartjes te reserveren, want, zo hadden we gelezen, er staat een automaat waar je de kaartjes kunt kopen. Eenmaal aangekomen bleek het er ontzettend druk. Een mierenhoop was er niets bij. Toen we eindelijk de kaartautomaat hadden gevonden, bleek dat die er maximaal 200 toegangskaartjes per dag uitspuugt, en alleen werkzaam is van 8 uur ’s ochtends tot 12 uur ’s middags. Wij zijn niet van die mensen die onze dagen ver van tevoren plannen. Of beter gezegd: wij plannen onze dagen helemaal niet. We doen elke dag waar we zin in hebben, naar goed Colombiaans en Albanees gebruik. Het Alhambra hebben we dus nooit van binnen gezien, maar de buitenkant was al indrukwekkend genoeg. De (bijna) zinloze exercitie was weer een uitstekend voorbeeld waarom we in de regel toeristische trekpleisters vermijden. Gelukkig was Granada een heerlijke stad en echt voor iedereen een aanrader. Vooral het oude Moorse deel van de binnenstad, met zijn smalle steegjes die eerder aan Marrakesh dan een Spaanse provinciehoofstad doen denken, was zeer de moeite waard. Ook waren de mensen bijzonder vriendelijk. Spanjaarden kunnen óf gastvrij zijn óf ontzettende rauwdouwers. Gezien de hoeveelheid tapas die je hier bij je wijntje gratis kreeg, was er van het eerste sprake. Verder op weg naar het Noorden hadden we nog wel zin in zo’n historische plek als Granada en volgens TripAdvisor was het plaatsje Baeza zeker de moeite waard. Enige nadeel was, dat dit stadje met 10.000 inwoners pas na 8 uur ’s avonds tot leven kwam. Sterker nog, voor die tijd was er geen terrasje open om een biertje te drinken. We kregen zelfs de indruk dat de gemeente het schenken van alcoholische versnaperingen vóór 8 uur had verboden. Met de staart tussen de benen vertrokken we na één dag al snel noordelijker. Yvo wilde zijn verjaardag in de oeroude vestingstad Toledo vieren. Toledo is ook nog een korte alinea waard. Het is een stad die gebouwd is tijdens de Islamitische overheersing van Iberië, ergens in de 7e eeuw en is bovendien volledig ommuurd met drie verschillende citadelringen. Elk straatje was weer een belevenis en we hebben er heerlijk kunnen eten. Al die stedentrips deden ons na een dikke week verlangen naar rust en ruimte en daarom kwam Rianne met het fantastische idee om weer eens in het wild te gaan kamperen, zoals we ook eerder in Griekenland hebben gedaan. We vonden een plekje naast een stuwmeer, ver van de bewoonde wereld, waar we twee nachten hebben gestaan. Wat een rust, wat een ruimte. Dit wilden we wel nóg een nachtje beleven. Vraag alleen is, hoe je dan moet douchen. Eén van de dingen die op Riannes bucketlist stond, was het douchen in een tankstation bij een truckstop. Nou, zo gezegd zo gedaan. Je zou het niet verwachten, maar de douche was van goeie kwaliteit en nog gratis ook. Vlak voordat we vertrokken zag Yvo plots een groen plasje vloeistof onder de camper liggen. Dit hadden we nog nooit eerder gezien en betekent meestal niet veel goeds. Nadat we het oliepeil en koelwater hadden gecheckt zijn we toch maar doorgereden. Naar onze volgende vrijkampeerplek was het een heel steil stuk omhoog over een onverharde weg. De motor had het er maar moeilijk mee in de eerste versnelling. Maar eenmaal aangekomen, was het de moeite allemaal waard. Hoog in de bergen stond een verlaten landhuis met daarnaast een accommodatie voor schoolvakanties, dat zo te zien nog maar weinig werd gebruikt. We waren helemaal alleen. Met het dichtstbijzijnde dorpje respectievelijk 20 en 30 kilometer verderop. Toen de zon achter de bergen verdween, waren er niet eens lichtjes van andere boerderijen of landhuizen te zien. De volle maan bescheen de oorverdovende stilte, die die nacht slechts één keer onderbroken werd, omdat Yvo zo nodig een enorm harde boer door de vallei moest laten schallen. De echo kwam 4 keer terug, totdat de boer uiteindelijk werd opgeslokt door de bossen, de bergen en de vallei. De volgende ochtend zag Yvo vlak voor het wegrijden weer een klein plasje onder de camper liggen en na het openen van de motorkap bleek dat we nog maar weinig koelvloeistof over hadden. Vanaf hier was het alleen maar heuvelaf, dus we besloten om in het eerste de beste dorpje de vloeistof bij te vullen. Zo gezegd zo gedaan en we zetten koers naar Valencia. Daar bleek ons favoriete café kopje onder te zijn gegaan vanwege COVID-19. Na één dag vonden we het alweer welletjes geweest in Valencia en besloten we nog verder naar het Noorden te rijden. Want in het Catalaanse dorpje Santa Susanna heeft Marja, de moeder van Rianne, een caravan staan en was daar – we spreken nu eind oktober – op vakantie. Onderweg naar Santa Susanna werd de motor plots veel te heet op de snelweg, dat was raar, want we zaten toch echt in de minder hete periode. Op de steile wegen in Albanië met bijna 40 graden, hadden we daar nooit last van. De temperatuurstijging gebeurde heel snel en zodra het rode temperatuurlampje begon te branden, zette Yvo direct de motor uit. Het leek allemaal heel gek, want het was alsof de motor niet genoeg koelvloeistof kreeg, terwijl het peil prima in orde was. Toen de motor was afgekoeld, zijn we verder gereden en hebben we tot aan Santa Susanna geen klachten meer gehad. Wat raar! Yvo zou eens gaan bellen met een vriend die er veel vanaf weet en het in Santa Susanna wel oplossen. Op naar Huis! Hoewel het al eind oktober was, hebben we in Santa Susanna nog elke dag in de zee gezwommen. Die was nog heerlijk warm en eigenlijk was het in het water beter toeven dan op het strand zelf. Yvo heeft op de camping het hele koelsysteem doorgespoeld en nieuwe, volledig verse koelvloeistof in de camper gegooid. Op een dinsdag ergens eind oktober vertrokken we richting Nederland en hebben we Marja afgezet op het vliegveld van Girona. Op de steile pas, pal op de grens met Frankrijk, werd plots die klotemotor weer te heet. Dus wij zijn met 60 km/u over de snelweg gekropen tot we het volgende tankstation tegenkwamen. Yvo ging weer onder de motorkap kijken en wat bleek? Alle koelvloeistof weggelekt. HOE KAN DAT NOU? We hadden al over de mogelijkheid nagedacht, dat de koppakking van het motorblok lek zou kunnen zijn. Maar, dan zou je veel olie in de koelvloeistof moeten zien óf witte rook uit de uitlaat moeten zien walmen. Geen van beiden was het geval. Dus maar weer nieuwe vloeistof erin en kijken hoever we komen. Dat ging weer redelijk goed, tot ergens bij Marseille. We hadden het overloopventiel van de vloeistof onder de ruitenwisser geplet, zodat we konden zien wat er gebeurde. Na een uur of anderhalf rijden, begon ons campertje plots alle koelvloeistof eruit te spuwen. Het hele reservoir leeg. Wij weer vloeistof bijtanken en verder rijden. Rianne kwam erachter, dat als ze 80 in zijn vier bleef rijden, de temperatuur op peil bleef en de motor geen vloeistof meer spuwde. Zo zijn we verder blijven rijden tot ver in de avond, tot we vlak voor Lyon waren en wel moesten stoppen om te slapen. Terwijl Yvo bij de automaat van de camperplaats stond te betalen, zag Rianne plots iets gebeuren in haar linkerspiegel. De uitlaat begon plots meer rook te walmen dan het Vaticaan na een succesvol conclaaf. Binnen twee minuten zag Yvo door alle rook de hele camper niet meer. Op nog maar 980 kilometer van huis, is het allerbelangrijkste onderdeel gescheurd: de koppakking. De dag erna belden we de ANWB en de camper werd naar een garage in Frankrijk vervoerd. Over die garages in Frankrijk zijn we nog gewaarschuwd. Volgens ons staat dat zelfs in ons vorige blog. En terecht. “Nee hoor, camper is kapot, naar de sloop ermee.” Vertelden ze ons. “Wat een onzin!” begon Yvo al te briesen. “Ja, maar je koppakking is gescheurd. En dat gaan wij niet maken.” Ze gingen de koppakking niet maken, omdat ze dat uit principe niet doen bij oude auto’s. Onze campermonteur in Amsterdam doet zoiets wel en daarom hebben we in overleg met de ANWB besloten de camper te laten repatriëren naar Nederland. Wij kregen diezelfde dag nog een leenauto; een enorm dikke Volvo met cruisecontrol, lane assist, verwarmd stuur en verwarmde lederen stoelen. In zo’n auto hoef je eigenlijk niet meer te rijden, dat doet ‘ie voor jou. Wij zijn die namiddag nog zover mogelijk gereden en hebben uiteindelijk nog een mooi motel kunnen vinden precies halverwege tussen Dijon en Nancy. De dag erna kwamen we tegen de avond aan in Amsterdam een jaar nadat we zijn vertrokken in 2021. Inpakken en Wegwezen In de maanden oktober en november hebben we natuurlijk de meeste van jullie trouwe lezers nog gezien. Deze maanden waren een kwestie van inpakken, dingen weggooien, dierbaren nog een keertje zien, een opslag huren en de sleutels overdragen aan de nieuwe eigenaren. En dat laatste, met die eigenaren, was nogal eigenaardig. Het huis is gekocht door een Nederlandse man die in Noorwegen woont. Dit appartement kocht hij als investering en zodat zijn zoon en het nichtje van zijn vrouw daarin konden wonen. Zijn vrouw kwam uit Ecuador en haar broer was ook mee. Die meneer had, zoals elke Latijns-Amerikaanse man nogal veel noten op zijn zang. Waarom hij mee was, was ons een raadsel. Yvo probeerde het ijs nog te breken door te zeggen: “Ah, usted es de Ecuador. Que bueno! Y como le va? Que más, bien?” Wat een soort van amicale manier is om te zeggen dat je het beste met elkaar voor hebt. De man begon te zeuren dat de deur naar de studeerkamer klemde en trok vervolgens zo hard aan de klink van de deur, dat hij verbouwereerd en boos met de zojuist genoemde klink in zijn kleine Ecuadoriaanse handen stond. De makelaar begon te bemiddelen alsof haar leven ervan af hing, als een Dutchbatter in Srebrenica. Nadat de makelaar de kopers ervan overtuigd had dat geen ENKEL huis uit 1964 zomaar te bewonen is, zonder ook maar één poot uit te steken, werd de boel gesust. Het enige dat men aan ons huis nu nog moest doen, was op een ladder staan, de bovenkant van de deur even schaven met een schaafje en opnieuw lakken. Zelfs dit was eigenlijk al teveel voor de nieuwe bewoners, maar ze gaven ons het voordeel van de twijfel. De notaris, waar we ook onze huwelijkse voorwaarden hadden laten opmaken, was een jolige man. Dat wisten we al. Niet te serieus en af en toe een grapje. Terwijl wij zaten te ginnegappen met de makelaar, de notaris en met elkaar, kon er bij de Noren en Ecuadorianen geen lachje van af. We konden ze niet beter beschrijven als een stelletje graftakken die met hun verkeerde been uit de baarmoeder zijn getrokken. We hebben er samen met de notaris en de makelaar nog even flink over staan nagiechelen in de hal bij de lift. Maar wat zou het ook: Rien ne va plus, al het geld is nu van u! Vamos, pues! Op 4 december was het dan zover. Vroeg in de ochtend stonden we op om te vertrekken naar Colombia. Een vriend van Marja met een bestelbus zette ons af op Schiphol. Rond 8 uur ’s avonds Nederlandse tijd landden we in Bogotá en stapten we over op een vlucht naar Medellín. Daar, rond 19 uur lokale tijd stond Alex Taximan (die eigenlijk Bohorquéz heet) ons met zijn vriendin op te wachten. We laadden onze koffers in en zetten koers naar Jericó. Bij het beruchte dorpje Bolombolo, waar altijd file is op zondagavond, belandden we in de meest verschrikkelijke file van het afgelopen jaar. En zo kwamen we uiteindelijk, om 12 uur ’s nachts, na 24 uur gereisd te hebben, aan bij El Chuzo de Rami, Estanquillo con Precios Oficiales. En daar kregen we onderstaande ontvangst. Daarmee sluiten we ook deze blog af. En we beginnen snel weer een nieuwe. Want we lopen inmiddels alweer een maand of vier achter. Dikke kussen van ons!
3 Comments
Na een hele lange radiostilte zijn we er weer! Het is tijd voor een nieuwe blog, want er is ontzettend veel gebeurd. Waarschijnlijk kunnen we niet alles zo in detail bespreken als in vorige blogs, want dan zou het een epistel van 100 pagina’s worden. Hoewel sommige van jullie daar wellicht helemaal geen bezwaar tegen hebben, moeten wij natuurlijk de tijd vinden om het allemaal te schrijven. Of, nou ja, Yvo moet de tijd daarvoor vinden. Nu we al een aantal zinnen hebben verspild aan slap gelul, moeten we maar gewoon beginnen. Jericó Het afscheid in Jericó viel ons zwaar. Niet alleen ons, maar ook de mensen om ons heen. We hebben de laatste week gebruikt om afscheid van iedereen te nemen. Mensen op straat, barmannen, supermarktmedewerkers, de eigenaren van de karaokebar en meer van dat soort types. Ons afscheidsfeest duurde 4 dagen: van vrijdag tot en met maandag. Dat was nog een hele onderneming, want dat weekend waren er verkiezingen en dat betekent drooglegging. Toch is er verrassend makkelijk aan alcohol te komen, en voor slechts 25 euro scoorden we een karaf rum. 2,25 liter, schoon aan de haak. Niet allemaal voor ons natuurlijk, maar om te delen. We merkten bij het afscheid nemen dat veel mensen ons enorm respecteren. We zijn de buitenlanders die iets komen brengen. En dat geeft de mensen een ander gevoel dan de Amerikanen die in een groot landhuis net buiten het stadje wonen. Die zie je alleen maar als ze boodschappen komen doen. Om hun huis staat een groot en hoog hek, gekroond met prikkeldraad. Aan elke gevelhoek hangt een camera en de luiken zijn altijd dicht. Bij het afscheid van onze vrienden, op woensdagmiddag, kwam iedereen ons helpen met het laatste beetje inpakken. Sommigen moesten zelfs een beetje huilen. Dat kan met ons te maken hebben, of met het feit dat de Colombianen graag een drama van alles maken. Het is een groot gemis, nog steeds. Soms kijken we foto’s of filmpjes terug en dan worden we helemaal weemoedig. Nou ja, gelukkig hébben we die foto’s nog. Almere Het was een beetje een cultuurshock natuurlijk. Schiphol, een enorm vliegveld, al die mensen, de A4 een 10-baans snelweg. En dan hoef je plotseling geen Spaans meer te spreken en kan iedereen je verstaan. De radio staat aan en er zijn reclames: ‘Ben jij wel goed verzekerd?’, ‘Lekker slapen met [voer hier je middeltje in]’. Wat? We hadden niet heel veel tijd om daarbij stil te staan, want we moesten een onderkomen zoeken. Na de tweede dag had Rianne een camper gevonden die wel bij ons zou kunnen passen. Weinig kilometers op de teller en wel hoog, maar niet lang. Bij de bezichtiging bleek inderdaad, dit is wel iets voor ons. Supercompact, maar het heeft alles. We gingen goedgemutst aan de slag bij theatergroep Suburbia in Almere. Yvo achter de bar, Rianne in de keuken. Dat ging één week goed, tot de eerste kink in de kabel zichtbaar werd. Het eten was niet uitsluitend biologisch, terwijl we wel op een biologisch-dynamische boerderij aan het werk waren. Dat werd ons overigens ook niet zachtzinnig medegedeeld: de boer kwam zonder zich voor te stellen, briesend op Rianne af om verhaal te halen “waarom zij alleen maar gangbare producten gebruikt”. Hollanders: recht door zee, open, eerlijk, pragmatisch! Of: Bot, stug, niet-empathisch en zeurpieten? En dan krijg je de discussie met de zakelijk leider, Jos. Jos heeft volgens hem toch écht gezegd dat Rianne alles biologisch moet inslaan en koken. Maar, zo zei hij een tikje kleinerend, dat dit wel verloren zal zijn gegaan in de hoeveelheid aan informatie. We hebben samen dit gesprek met Jos gevoerd een paar maanden geleden, toen hij de opdracht uitlegde, en we hebben allebei geen herinnering aan het woord biologisch. Bovendien komt het niet terug in onze aantekeningen. Wat daar wel in staat is ‘zoveel mogelijk streekproducten’. Zelfs de directiesecretaresse, die ook bij het gesprek aanwezig was, heeft gezegd: ‘Hij heeft het misschien wel één keer tussen neus en lippen door genoemd, maar daar nooit een punt van gemaakt’. Dat is natuurlijk politiek geneuzel voor: ‘De lamlul heeft het gewoon niet gezegd’. Blijkbaar liep de biorel, zoals het voorval in die contreien bekend staat, zo hoog op, dat de boerin, die de ruimtes al jaren elke zomer aan Suburbia verhuurt, besloot dat Suburbia volgend jaar niet meer welkom zal zijn. Wij stonden erbij en we keken ernaar. Want ineens naar bio overstappen is te duur. Als we dit van te voren hadden geweten, had Rianne een heel ander menu in elkaar gezet. We konden dus niets doen, maar wat we wel weer dachten: dit zou je nooit in Colombia zien. Ja, het is weer makkelijk om op Nederland te zeiken, maar zeg nou zelf: waar gáát dit over? Er wordt heerlijk gekookt, iedereen is blij, het vlees is biologisch (belangrijkste ingrediënt) en dan is het nóg niet goed. Als je het je collega’s hier vraagt, is er altijd wel iets dat kut is. De muziek in de foyer is niet goed, het eten is niet biologisch genoeg of je moet perse een afschuwelijk kakgroen (ja, dat kan) t-shirt, waar met koeienletters CREW op staat aan, in plaats van een mooi overhemd, met bretellen en een keurige pantalon. En dan ís het eten voor het grootste gedeelte biologisch, omdat Rianne toch haar stinkende best doet (want zo is ze nu eenmaal), dan hoor je daar niemand over; oorverdovende stilte. De lat ligt hier hoog. Het moet het allerbeste: geen vochtig handdoekje in het toilet, desnoods vervang je ze elke 10 minuten (lekker biologisch zoveel vuile was!), geen kaaskoekjes van de Albert Heijn, het liefste zelf gemaakt, wel spelen op een boerderij, maar geen haan willen horen. Alles moet 100% perfect, en zodra het dit niet is, hoor je het meteen, met bombarie. Is het wel perfect, hoor je niets. Deze calvinistische zuinigheid doet vooral Yvo denken aan die ene leraar die geen tienen gaf, want een tien, dat verdient alleen de Heere God. De biorel eindigde overigens in een mea culpa van zakelijk leider Jos. Die is helemaal door het stof gegaan bij de boerin, in de hoop dat ze volgend jaar nog op het terrein mogen spelen. Jos vond zichzelf heel wat daardoor. In een gesprek met ons zei hij dat ‘ie de schuld ruiterlijk op zich had genomen. Wat een prachtpersoon, eerst niet goed communiceren, dan doen alsof het onze schuld is en tenslotte moeten we ook nog zijn voeten kussen omdat hij ‘de schuld op zich heeft genomen bij de boerin’. Albert, de regisseur, was uiteindelijk zo blij met ons, dat hij ons volgend jaar weer als dreamteam wil hebben. Maar Jos is blijkbaar zo hard op zijn pik getrapt, dat hij ons niet meer wil hebben op de Kemphaan. Nou ja, dat is jammer dan. Yvo vermoedt dat Jos een type is van: thuis niets te vertellen, zelfs zijn kinderen maken over hem de dienst uit, dus een enorm ego op de werkvloer. Was dan alles weer naadje pet? Nee, natuurlijk niet. We hebben bijna zeven weken op een mooie natuurcamping gestaan, waar elke avond en ochtend de konijntjes voor onze camper voorbijsprongen. In de verte hoorde je ’s nachts de uilen en we kregen regelmatig ’s avonds bezoek van een egel met één oog. Naast zeurpieten, waren er ook hele lieve en fijne mensen, met wie we samenwerkten. Ook de acteurs waren fijn om mee te werken, en geloof ons als we zeggen dat dit soms wel anders kan zijn. Geen actreutelgedrag, alleen gezelligheid. Goed, we hebben van Suburbia misschien geen tien gekregen, maar wel een buttload aan geldcentjes. We hebben uitgerekend dat, met het geld dat we in 6 weken samen hebben verdiend, we 4 jaar zouden kunnen overleven in Colombia. Ware het niet, dat we al dat geld nu aan het verbrassen zijn in Albanië. Sittard – Duitsland – Oostenrijk – Italië (Zuid-Tirol) – Slovenië – Kroatië – Montenegro – Albanië – Himarë (Plazh Livadhit) We hebben na de laatste speeldag nog meegeholpen met de breek, het afbreken van al het decor en het opruimen van alle technische troep die zo’n voorstelling met zich meebrengt. Denk aan een kilometer kabel voor alle lampen en dat soort dingen. Zo’n breek is altijd erg gezellig. Je weet dat het erop zit, dus het muziekje gaat aan en je gaat gewoon wat doen. Yvo’s favoriete taak is de kilometer aan kabel oprollen en schoonmaken. Ook is er genoeg ruimte voor slap geouwehoer. Of we een dikkepeerzaag hebben bijvoorbeeld, om het houten logo van EX te dikkeperen. Na de breek konden we eindelijk weg. De camper reed nog op banden uit het jaar 2002, dus we hadden woensdag 27 juli een afspraak in Amsterdam voor nieuwe banden en later die middag bij Utrecht een afspraak voor een grote beurt. Dat hebben we heel zorgvuldig ingepland, want vanwege het personeelstekort moest je ruim van te voren een afspraak maken. Bij de bandengarage kwam de beste man erachter dat de vorige eigenaars de schokdempers van de achteras verkeerdom hadden gemonteerd. Die kon hij wel even omdraaien, ware het niet dat het gewoon de verkeerde schokbrekers waren, dus ze pasten niet andersom. Goed, morgen kon hij wel nieuwe erop zetten. We baalden van een dagje vertraging, want we wilden zo graag weg. Nou ja, wij door naar die grote beurt. Niks ergs aan de hand, slechts twee dingetjes. De brandstofslang was poreus, die is vervangen. En er zat een scheur in de linker aandrijfashoes. Dat hebben we al eens eerder meegemaakt en als je daar niets aan doet, komt er stof bij je homokineet, loopt de smeerolie eruit en gaat je aandrijving naar de klote. De volgende dag bij de montage van de nieuwe schokbrekers, kregen we een aandrijfashoes cadeau. We hoefden alleen een garage te vinden die deze erop kon zetten voor ons. Dat doen we wel effe. We zetten koers naar de grens, richting Limburg. Die middag hebben de hele A2 afgebeld, van Utrecht tot Eijsden, op zoek naar garages die tijd hadden om die hoes erop te zetten. Niemand had tijd. Serieus volgeboekt tot september, begin oktober. Rianne belde zelfs naar Hasselt, Genk en Neerpelt, maar geen resultaat. Yvo probeerde Eupen en Aken, maar ook daar had niemand tijd. Uiteindelijk vonden we een garage in Sittard, die het voor ons kon regelen. We moesten alleen 6 dagen wachten. We hadden geen keus, dus we zijn maar ergens gaan staan en hebben onze tijd uitgezeten. Woensdag 3 augustus was het eindelijk zover. De hoes zat om de as heen en we konden gaan. Om kwart over drie ’s middags reden we weg bij de garage en zijn zo ver mogelijk gereden. Een dorpje bij Mainz is het voor de eerste nacht uiteindelijk geworden. We hebben vervolgens elke dag zoveel mogelijk gereden. We kwamen erachter dat de camper, die we Betito hebben genoemd, het niet zo lekker vindt op de snelweg lange hellingen omhoog te rijden. Op de lokale wegen in de bergen gaat het prima, maar zodra Betito in z’n 4 of 5 een 7% helling op de Sloveense snelweg moet pakken, wordt het lastig. We zijn daarom een stuk langs de Kroatische kustweg afgedaald richting Albanië, dat is heel mooi, maar duurt wel lang. Na 6 dagen onderweg kwamen we eindelijk in Albanië aan, waar het meest uitdagende gedeelte nog moest komen. We wilden naar Himarë aan de Albanese Riviera, alleen moet je dan een pas over die vrij uitdagend is. Je rijdt eerst door Vlorë, dat aan zee ligt om 0 meter, om vervolgens heel lang steil omhoog te moeten, tot 1000 meter boven zeeniveau. Sommige stukken moesten we in de eerste versnelling doen, zo steil. Maar Betito heeft zich keurig gedragen en na 7 dagen rijden, kwamen we aan op onze geliefde camping in Himarë. Die camping is overigens verplaatst naar het nabij gelegen strand van Livadh. Het is ietsje verder van de zee en meer uit het stadscentrum, maar voor de rest is alles beter. Mooier uitzicht, het is stiller en het is allemaal net iets groter en luxer dan het ooit was. We zijn inmiddels al twee weken aan de slag als vrijwilliger en blijven hier nog een week of 3. Rianne is net jarig geweest en dat hebben we uitbundig twee dagen lang gevierd. We hoeven niets te zeggen, de foto’s spreken voor zich! Tot de volgende blog! Yvo en Rianne Er zijn de afgelopen zo ontzettend veel dingen gebeurd, dat we eigenlijk niet weten waar we moeten beginnen. Laten we dan maar beginnen bij hoe we ons voelen: alsof we in een wasmachine zitten. We worden rondgedraaid en gecentrifugeerd tot we geen pap meer kunnen zeggen en als een slappe vaatdoek uit de machine worden gehaald, om dan uiteindelijk te drogen te worden gehangen tot je helemaal stijf en verkreukeld bent. Hoe het komt dat we ons zo voelen, lees je hier. Instituto Compujer S.A.S. De afgelopen weken zijn we hard aan het werk geweest voor Compujer, het instituut waar we onze Engelse lessen willen aanbieden. We hebben daar onze collega’s ontmoet, leraren Engels die voor het instituut op dorpsscholen in de omgeving werken. Lieve mensen, maar tegelijkertijd ook aseksuele geheelonthouders. Of zoals wij ze noemen: het type sapdrinker, een stelletje braafneuzen dus. Geen feestjes, geen danspartijen, geen karaoke, geen gezelligheid, alleen werk en God. We hebben ze een keertje uitgenodigd voor een zaterdagmiddagbiertje en een overleg op het plein en men was letterlijk geschokt, dat we ze uitnodigden voor alcohol. Dat kán toch niet? Want ze drinken niet. Ja, eentje, die drinkt soms in het weekend op zaterdag een glaasje wijn. Ieder zijn meug natuurlijk, maar geen materiaal om dikke vrienden mee te worden. Zeker niet als je appjes afsluit met: May the power of God, our Lord, and his eternal son, Jesus Christ, bless you all on this blessed day. Dan krijgen wij te veel zin om terug te zeggen: Under His Eye. Als je deze grap niet snapt, dan moet je heel snel het boek van Margaret Atwood lezen. Enfin, wij aan het werk voor Compujer. Don José Maria, de directeur van Compujer, had in al zijn wijsheid besloten om alle omliggende dorpen en stadjes af te gaan, om de cursus te promoten. Goed idee, alleen wilde hij daarmee al 4 dagen na dit besluit aan beginnen. Het leek ons verstandig om eerst even twee weken reclame te maken op social media, om te laten weten dat we een gratis proefles kwamen geven in die dorpjes. José Maria luisterde niet en wilde per se doorzetten. Zo gingen we drie dagen op pad naar Andes, Jardín, Venecia, Fredonia en nog veel meer. Sommige stadjes zijn wel 3 uur rijden, maar als de auto stuk gaat, zoals in ons geval, dan duurt het wel 6 uur. Dat betekent dat je voor 2 proeflessen van één uur, wel 13 uren onderweg bent geweest. Het resultaat van die proeflessen? We hebben 2 geïnteresseerden leren kennen, omdat het nieuws van onze cursus en de gratis proefles, de mensen simpelweg niet bereikt heeft. José Maria raakte daardoor een beetje gedesillusioneerd, wat betekende dat we hem extra hard moesten pushen om voor ons al het papierwerk in orde te maken. En geloof ons als we zeggen dat voor het werkvisum een enorme papierwinkel benodigd was. Het deel van de administratie die hij moest inleveren was al snel klaar, maar met het daadwerkelijke contract en aanbevelingsbrief wachtte hij erg lang. Dag na dag, week na week, hebben we hem geappt en gebeld of deze papieren nou eindelijk eens klaar zijn. En onze uiterste vertrekdatum kwam steeds dichterbij. “We hebben nog maar 5 weken” “We hebben nog maar 4 weken.” “We hebben er nog maar 3” Met nog maar drie weken op de teller kwam hij eindelijk met ons contract over de brug, maar dit document stond vol met fouten. Hij moest het reviseren, maar ook hier ging weer een week overheen. Ondertussen kregen we van het clubje sapdrinkers te horen dat José Maria twijfels had over het succes van ons programma. Maar, er werd ook amper reclame gemaakt. En de reclame die we maakten, geschiedde op een nogal knullige manier met te weinig posters en hele lullige flyers. Begin april kwam hij eindelijk met ons goede contract en aanbevelingsbrief. We merkten direct dat José Maria geen langdurig project met ons aandurfde. We kregen een contract van 1 mei tot 1 december 2022. Dat zijn maar 7 maanden. Eén maandje meer dan dat we op ons toeristenvisum hier zijn geweest. Het zette ons ook aan het denken, want we hebben een internationale zorgverzekering moeten afsluiten en heel veel documenten moeten laten vertalen vanuit het Nederlands. Dat kostte een flinke duit. Verder zou dat betekenen, dat we meubels en huishoudelijke apparatuur zouden moeten aanschaffen, voor maar 7 maanden. Goed, we besloten om toch het aanvraagproces in gang te zetten. Dat was nog makkelijker gezegd dan gedaan, want het online-aanvraagsysteem zat vol met fouten en bugs. Uiteindelijk lukte het ons en begon het wachten. Ondertussen hadden we in het dorp al een hoop geïnteresseerden, die onze cursus wilden volgen. Het volledige personeel van een hotel, de twee paragliding-bedrijven en werknemers, een hamburgertent en nog een aantal ‘losse’ personen. Al eerder hadden we deze informatie aan Compujer verstrekt, maar niemand was nog gebeld. Ondertussen bleef José Maria maar zeggen dat we “Zo snel mogelijk moeten beginnen”. Ja, dat klopt, maar dan moet zijn instituut wel die mensen bellen en lessen inplannen. In de tweede week van april kwam eindelijk het verlossende woord van het ministerie van buitenlandse zaken van Colombia, la Cancillería. Maar voor we vertellen wat de uitslag was, willen we nog één keer uit de doeken doen wat je allemaal nodig hebt voor dat visum:
Dit alles mocht niet meer dan 35 pagina’s omvatten en de totale bestandsgrootte mocht niet meer zijn dan 5,3 MB. Dat ons dit is gelukt, is al een godswonder. Welnu, Compujer heeft de afgelopen 12 maanden een omzet gedraaid van 1,23 miljard peso’s. Dus, dat zit wel goed dachten we. Maar volgens La Cancillería niet. De studenten van Compujer betalen namelijk per cursus óf per semester. Dat betekent dat er in september, december, maart en juni een dikke omzet wordt gedraaid, maar de rest van de maanden niet. En daarom heeft het ministerie ons visum afgewezen. Want Compujer moet volgens hen elke maand 100 miljoen peso’s omzetten. Met gemiddeld bedoelden ze dus het absolute minimum per maand, geen relatief gemiddelde. Het laat zien dat het ministerie niet geïnteresseerd is in de ontwikkeling van achtergestelde gebieden. Want hier, in deze regio, het Zuidwesten van Antioquia, is er geen enkel educatie-instituut, dat zulke bedragen kan omzetten. Zoveel economisch potentieel is er niet in deze regio. Mensen hebben nu eenmaal niet zoveel om uit te geven. Ja, in Medellín, Cali en Bogotá zijn van die enorme instituten die tienduizenden studenten hebben, en zulke bedragen omzetten. Maar hier in de driehoek Jericó-Venecia-Andes niet. Dat betekent dus, dat wat wij op deze manier willen, wat we de afgelopen 6 maanden hebben geprobeerd, helemaal niet kan. Het is simpelweg onmogelijk met de huidige werkvisumregels. En dat is ontzettend zuur. Toch zouden wij Rianne en Yvo niet zijn, als we geen plan hadden. Want wat we de afgelopen zes maanden hebben gemerkt, is dat we hier erg graag willen wonen. Het is misschien een cliché om het te zeggen, maar volgens ons zijn we nog nooit zo gelukkig geweest als de afgelopen 6 maanden, ook al was het soms dodelijk vermoeiend met al dat werk zoeken. Waarom we hier willen wonen, laat ons dat eens uitleggen. Het cliché is waar: Laten we aan de ratrace ontsnappen Als we in Amsterdam zijn en we willen iets afspreken met vrienden, dan wordt het agenda’s trekken. En zelfs die agenda is geen garantie. Als we een tientje kregen per keer dat mensen op het laatste moment afzeggen, onder het mom van die verschrikkelijke kutsmoes “we gaan het niet redden”, dan waren we een rijk stel. Vrienden en kennissen zijn moe, hebben het te druk met kinderen, te druk met werk. Concluderend: te druk met zichzelf. En misschien steekt dat, als we dat zeggen. We snappen dat je met jonge kinderen niet flexibel kan zijn. Maar het feit alleen al dat op ons afscheidsfeestje mensen op het laatste moment afzeggen omdat ze ‘moe’ zijn, zegt al genoeg. Of wat denk je van al die mensen met wie Yvo heeft gestudeerd? Ze zijn allemaal uitgenodigd, maar niemand heeft ook maar überhaupt gereageerd. Kortom, we voelden ons vaak eenzaam. Ook arbeidsrelaties gaan over het algemeen stroef. Het onderwijs is uitputtend en Yvo moet naast zijn theaterwerk andere klussen aannemen. De mensen bij die klussen zijn vaak niet bepaald vriendelijk, meelevend of geïnteresseerd. Zo vroeg iemand aan Yvo vorige week nog of hij beschikbaar was voor een klus. “Nee, ik zit in Colombia, daar bied ik Engelse lessen met een theatersausje aan”, was zijn antwoord. Alleen een zeer koele “Prima” was het antwoord van deze mevrouw. Yvo vond dat erg koeltjes en reageerde daar op. “Je mag best wat enthousiasme laten blijken hoor.” Wat denk je: meteen ruzie. En dat is eigenlijk the story of our lives geweest, sinds ons afstuderen. Nu dan mee naar Jericó. Agenda’s bestaan hier niet. Je ziet elkaar wanneer je elkaar ziet. Maar je ziet elkaar vaak. Daar komt nog bij, dat mensen ons hier ontzettend respecteren. Dat heeft volgens hen met een paar dingen te maken. Allereerst onze houding: blijkbaar zijn er veel toeristen (vooral Amerikanen) die uit de hoogte doen en geen Spaans spreken, wij daarentegen voelen ons gelijk en spreken de taal. Daarnaast hebben we veel geduld, blijkbaar wordt dat gewaardeerd. We zijn niet snel gechoqueerd. Een ouwe zuiplap kotst de kroeg onder? Ach, lach er maar gewoon om. Cocaïnegebruik? Moet je gewoon doen als je daar zin in hebt. Heb je ruzie met Yvo gezocht omdat je bang was dat hij er met je ex-scharrel vandoor zou gaan, de dag daarna maakt dat niet meer uit en kun je zeggen: “Fue por los tragos” oftewel “Dat kwam door de drank”. En ten slotte is er het feit dat we hier niet zijn gekomen om op ons luie gat te zitten, maar de bevolking te ondersteunen met betaalbare en leuke cursussen Engels. Dat heeft men hier nog nooit gezien en zodra we dát vertellen, worden we écht in de armen van de mensen gesloten. “Wát fantástisch dat jullie je leven in het rijke Europa hebben opgegeven om óns, Jericoanen, te helpen.” Hierdoor hebben we dus veel vrienden. Echt heel veel. Uit verschillende sociale segmenten ook nog. Dronkenlappen, werklozen, ondernemers, harde werkers, hamburgerbakkers en webcamgirls (ja, lang verhaal). We vervelen ons geen moment, want elk weekend kunnen we gaan hangen bij het loket van Rami, naar het café Bar Ganadero, dansen in Club Colombia of zingen in de Karaokebar. Yvo is daar een enorme hit, want als hij de microfoon vastpakt denkt iedereen: wat gaat die witte toerist nou weer doen? Maar zodra de foutloze Spaanse coupletten netjes aan zijn lippen ontsnappen, barst het applaus los. Vrienden voor goede gesprekken zijn er ook, op mooie boerderijen midden in de Colombiaanse natuur. Als we naar het plein lopen, dat zijn vijf minuten, moeten we minstens 5 mensen groeten, voor we daar aangekomen zijn. Eenzaamheid bestaat hier eigenlijk gewoon niet en die eenzaamheid hebben we zo vaak in Amsterdam gevoeld. Toen we op ons afscheidsfeestje Ronnie, de fietsenhandelaar en reparateur, hadden uitgenodigd, antwoordde hij dat hij heel graag wilde komen. En wat gebeurde er? Hij kwam gewoon niet en liet niets meer van zich horen. In ons huis in Jericó hebben we spontane feestjes met onze vaste vrienden en impromptu aanhang. Yvo mag van Rianne niet uit de doeken doen wat er allemaal gebeurt op onze feestjes thuis, maar intimi mogen het ons vragen als jullie ons weer in levenden lijven zien. We gebruiken geen drugs hoor, maak je daar maar geen zorgen over. We worden inmiddels ook bij de familie van onze vrienden uitgenodigd om verjaardagen te vieren. Ook al is dat soms een beetje ongemakkelijk, zeker als je vrienden even de deur uit zijn en jij zit daar met die ouders op de bank, het geeft allemaal niet. Uiteindelijk wordt het toch gezellig, getuige deze foto: Stel nou dat we dit achter ons laten, weer terug naar Amsterdam gaan. Dat we in het onderwijs gaan werken en aan de slag gaan als toneelschrijver met allemaal klusjes ernaast. Dat we achter ons bureau zitten, voor de klas staan, wegdromen en denken aan die tijd in Colombia, toen we ons volmaakt gelukkig voelden. Is dat nog wel een optie? Is er nog wel een weg terug?Als je de vrije avonden zo doorbrengt? Het Plan Op woensdag 20 april verloopt ons toeristenvisum en moeten we het land verlaten. Gelukkig krijg je als toerist 180 dagen per kalenderjaar. Dat betekent dat we dit jaar nog recht hebben op 70 dagen. Maar om die te verzilveren moeten we het land uit en later weer opnieuw inreizen. We hebben daarom gezocht naar de allergoedkoopste buitenlandse bestemming vanuit Colombia. Dat is gek genoeg het tropische, kleine eiland van Curaçao. We gaan een weekje op vakantie om tot rust te komen en frikadellen te eten. Lekker een scootertje huren en met onze billen op het strand. Eindelijk weer eens betalen met guldens en Papiaments leren. Aangezien die taal een mengeling van Nederlands, Spaans en Portugees is, zal dat niet zo moeilijk zijn. Op Koningsdag, de 27ste van april, vliegen we weer terug naar Colombia, om onze resterende dagen hier te gebruiken. Maar, we gaan niet alle dagen opmaken. En dat heeft met het volgende te maken. Precies op dezelfde dag, dat ons visum werd afgewezen, kreeg Yvo een appje van Theatergroep Suburbia in Almere. Of hij tijdens de zomervoorstelling op stadslandgoed De Kemphaan weer hoofd bar wilde worden én of Rianne tijdens die voorstellingsperiode de catering van het restaurant op zich wil nemen. Dat is samen een flinke klus, die ons gedurende 6 weken voor een mooi inkomen zorgt. Alleen hebben we één probleem: ons huis is verhuurd tot 23 oktober 2022 en we kunnen die huurders er niet uit knikkeren. Waar moeten we dan wonen? Rianne heeft de oplossing. Drie weken geleden droomde ze dat we samen, in een campertje, Europa doorreisden. Dat klonk eerst als een romantisch of misschien zelfs belachelijk idee, maar nu we in Nederland kunnen werken en geen huis hebben, is wonen in een camper zo gek nog niet. We kunnen dan tijdens het werk in die camper wonen en na de klus vertrekken richting Spanje en Albanië. Onderweg kunnen we prima online werken en op een camping van onze oude vrienden in Albanië vrijwilligerswerk doen. Dit valt makkelijk vol te houden in Zuid-Europa, tot we in oktober weer ons huis kunnen betrekken en de camper verkopen. En Colombia dan? Yvo’s allerbeste vriend in de hele wereld verwoordde het treffend: “Jullie zijn al voorbij the point of no return”. Waarom? We hebben een huis met een flinke overwaarde. Wat nou, stel nou, dat we dat huis zouden verkopen. Dat we met de overwaarde een huis in Colombia kopen. Waarmee je gegarandeerd een visum krijgt. Klinkt dat niet als een goed idee? Gratis wonen en op eigen kracht de cursus Engels op poten zetten? Het enige dat we dan nog moeten doen is even snel trouwen, zodat Rianne of Yvo een partnervisum erbij cadeau krijgt. We hebben nog een paar maandjes om daar over na te denken. We kunnen het ook niet doen en ons hele leven afvragen: wat als we dat nou wél hadden gedaan. Wordt vervolgd, misschien wel op TV… Het is weer tijd voor een nieuwe blog, een originelere openingszin schiet ons even niet te binnen. Er gebeurt op dit moment heel veel in de wereld en ook hier zijn we daar mee bezig. Het lijkt ons daarom een goed idee om maar eerst met alle trieste gebeurtenissen te beginnen, zodat we die zo snel mogelijk hebben gehad. Dan kunnen we daarna meteen doorstomen naar het goede nieuws, dat ook heus wel bestaat. Het was DE VROUW en haar MINNAAR met het KEUKENMES Het is natuurlijk allemaal verschrikkelijk wat er in Oekraïne gebeurt, maar geloof me als ik zeg, dat we hier ons eigen leed hebben. Misschien niet zo groot, maar leed is leed, in wat voor gradatie dan ook. Allereerst was er is Colombia afgelopen week weer een ouderwets potje burgeroorlog aan de gang. Ja, je zou het haast vergeten, maar we bevinden ons in een land dat in actieve staat van oorlog verkeert met verschillende paramilitaire groepen, guerrillas en volksmilities. Je merkt daar hier in Jericó niets van, maar als we naar bepaalde afgelegen plekken in de jungle zouden afreizen, bestaat de kans groot dat we worden onthoofd, gecastreerd en onze familie om losgeld om losgeld gevraagd wordt, alleen dan in een andere volgorde. De Colombiaanse burgeroorlog is met 177.000 burgerdoden, 27.000 ontvoeringen, 25.000 spoorloos verdwenen personen, 10.000 voetmijnslachtoffers en meer dan 5 miljoen mensen die gedwongen hun huis hebben moeten verlaten, niet mis. Soms vraag je je af waar alle sancties, veroordelingen en olieboycots blijven. Goed, de ELN, Ejercicio de Liberación Nacional (Het Nationale Bevrijdingsleger) besloot deze week tot een Paro Armado (letterlijk: Gewapende Staking). Inhoudelijk betekent dit dat de ELN vanuit hun schuilplaatsen in het oerwoud tevoorschijn komt, om het land zoveel mogelijk te ontregelen als ze kunnen. Infrastructuur wordt opgeblazen, politiekonvooien worden aangevallen en als je een raketwerper kunt afvuren op een wachthuisje bij een militaire kazerne, krijg je bonuspunten. Geen zorgen, in Jericó zijn we veilig. Het kost je drie kwartier vanaf de afslag van de hoofdweg om hier te komen. Bovendien; het enige dat hier valt op te blazen zijn een paar marktkraampjes en koffieboeren. En we weten allemaal dat die mensen van de ELN óók hun kopje koffie nodig hebben. Het heeft dus geen zin voor de guerrillas om hierheen te komen. Wat we nu wel merken is dat er dingen opraken. Een kilometer of 200 naar het zuiden heeft de ELN deze week de hoofdweg tussen Cali en Medellín opgeblazen en daardoor kunnen wij nu geen hamburgerbroodjes kopen, want die fabriek staat in Cali. Ook olijven zijn plotseling op. Die kunnen waarschijnlijk pas geleverd worden, zodra de bruggen en het wegdek weer gerepareerd zijn. Maar dan nu het echte drama. Laten we beginnen bij ons nieuwe huis. Sommigen weten het al, maar voor hen die we niet op de hoogte hebben gesteld: we zijn verhuisd. Het vorige huis moesten we verlaten, omdat de eigenaresse vervroegd terugkwam uit de V.S. Gelukkig hebben we een nieuwe stek kunnen vinden, met drie balkonnetjes. Enige nadeel is, dat dit appartement bóven een cowboybar zit en tegenóver een tangobar. Het is dus elke dag een herrie van jewelste, tot een uur of elf in de avond. Vooral de tangobar kan er wat van. Deze man blijft soms wel tot 1 uur open, als er genoeg klandizie is. Yvo heeft in December de tangobar voor het eerst bezocht, samen met Heiner (onze vriend uit een ander departement). In de tangobar werkt Don Darío, de eigenaar. Hij is een markante verschijning met altijd een donkerblauwe fedora op zijn hoofd. Don Darío heeft de wereld afgereisd en woonde onder andere in Amerika en in Argentinië. Hij is ontzettend fan van tangomuziek en draait deze muziek al zó lang zó hard in zijn bar Tangos y Algo Más, dat hij er een beetje doof van is geworden. Als hij zijn bar sluit en wij drinken nog een biertje op ons balkon, zegt hij ons altijd gedag. Don Darío is, in tegenstelling tot andere ondernemers, altijd open. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat schalt de tango van zijn grote idool Carlos Gardel door de straten van Jericó. Tot vorige week donderdag. Toen bleef voor het eerst in 30 jaar zijn bar een hele dag dicht. We vroegen al ons af wat er aan de hand was. Het hele dorp vroeg zich af wat er in Godsnaam aan de hand was. Familiebezoek in Medellín? Ziek? Of gewoon geen zin meer? Vrijdagochtend was hij wéér dicht. Failliet misschien? Het is er namelijk niet altijd vol. Het hele dorp werd argwanend. Zijn familie wist dat er iets niet in de haak was, na herhaaldelijk te hebben aangeklopt bij het huis van Don Darío, gingen ze over tot drastische maatregelen en beukten de deur in. En daar lag ‘ie, gewikkeld in roodgevlekt beddengoed, levenloos, omgebracht met een keukenmes. De politie werd ingeschakeld en nog diezelfde avond werden twee verdachten opgepakt. Zijn vrouw en haar minnaar. Het complete hoe en wat van het verhaal is nog onduidelijk, maar alles wijst er op, dat de vrouw (of vriendin) van Don Darío er met haar minnaar vandoor wilde gaan. Samen zijn ze het huis van Don Darío binnengedrongen en daar is er van alles gebeurd. Het verhaal gaat de ronde, dat ze hem nog ergens hadden willen begraven, om er mee weg te komen. Dat plannetje is niet gelukt. Don Darío was 66 jaar en wordt daardoor in Colombia gezien als een bejaarde burger. Tegen het vermoorden van kinderen en bejaarden wordt niet lichtzinnig aangekeken. Het zou ons niets verbazen als de maximumstraf wordt geëist: 40 jaar achter de tralies. En bedenk je dat dit 40 jaren zijn, in een COLOMBIAANSE gevangenis. Op dit moment wordt overal in Jericó, in bijna elke bar, extra veel tangomuziek gedraaid, als hommage aan Don Darío Ospina. Het is belangrijk te begrijpen dat dit soort dingen hier nooit gebeuren en daarom is iedereen extra gechoqueerd. Het is als bijvoorbeeld Bovensmilde, daar wordt ook niet elke week een basisschool gegijzeld. Wie zelf Don Darío wil eren, of wat medeleven wil tonen, kan dit liedje luisteren. El Sombrero van Enrique Rodriguez; naar de eeuwige hoed van Don Darío. Que las liberes de las penas que sufren y las lleves a la gloria, donde te alaben y gocen por los siglos de los siglos. Que en paz descanse. Meer Over Ons Ondanks al die moorden, aanslagen, olijven- en hamburgerbroodjestekorten, gaan het wonder boven wonder erg goed met ons. In onze vorige blog hebben we uitgelegd wat onze opties zijn, nu we gestopt zijn met Riverside. Of, nou ja, gestopt, Jota snapte dat nog niet helemaal. Ook niet nadat we hem 3 keer hadden uitgelegd dat we niet meer met hem wilden samenwerken. Jota heeft zich steeds meer ontpopt tot die psychopathische vriendin, die niet wil accepteren dat je het uit hebt gemaakt. Misschien kent iemand nog die meme van de Overly Attached Girlfriend? Lang verhaal kort: een paar weken geleden kregen we van Jota een appje waarin hij ons uitlegde dat hij toch echt door moet gaan met het verkopen van de Engelse Cursus. Hè? Maar wij hebben toch net gezegd dat we daarmee stoppen? Bij het appje zat een brochure. Een brochure over een cursus Engels. Met onze foto’s, met onze gezichten, met onze namen. En hij vroeg ook nog aan Yvo of hij aan Jota ons promotiefilmpje wilde sturen. Nou, eh, nee? Zijn we niet al drie keer heel duidelijk geweest? We hebben hem duidelijk gemaakt dat we echt niet meer met hem gaan samenwerken. Punt. Hij begon het nu eindelijk te begrijpen. “Nou, jullie mogen nog wel foto’s van mij gebruiken, als jullie willen.” Heel fijn Jota. Wat ontzettend grootmoedig en absoluut niet manipulatief. Een aantal dagen later kwamen we hem tegen bij onze hangplek ‘El Portal’, een soort loket waar je een borrel of biertje kunt drinken. Hij stak een heel verhaal af. Over hoe je als ondernemer diepe dalen kent, maar dan door moet zetten. Dat hij nooit opgeeft, hoe slecht de situatie er ook uitziet. Wij denken dat je subtielere analogieën kunt gebruiken en dat je beter moet kunnen verbloemen dat je mensen aan het manipuleren bent. Maar, het mooiste vonden we, dat Jota blijkbaar denkt dat we de handdoek in de ring hebben gegooid. Dat is prima, laat hem dat maar lekker denken. Voor Rianne is dat bevredigend genoeg, voor Yvo niet. Jota heeft namelijk nooit excuses gemaakt voor het feit dat hij ons een visum, een huis en werk heeft beloofd, waardoor we ons huis hebben verhuurd, onze auto hebben verkocht en onze huisdieren hebben weggegeven. Yvo wil dat soort dingen graag bestraffen en hij kreeg daar een mooie kans voor. Tot twee weken geleden zat Yvo nog in de appgroep van Riverside. Daar kwam hem ter ore dat alle vrijwilligers nepreviews moesten schrijven op google, booking.com en hostelworld. Dat ging hem echt te ver en daarom stuurde hij dit berichtje: Jota was not amused. Een Colombiaanse man is namelijk vrij makkelijk op zijn gemiddeld kleinere penis te trappen. Beschadig zijn ego waar anderen dat kunnen zien en je hebt hem zover. Vooral bij Jota geldt dit dubbel zo hard. Je moet begrijpen dat hij 1,68m is en daardoor, net als Napoleon, een nogal opgeblazen ego heeft, waarmee hij zijn gebrek aan lengte denkt te compenseren. Jota stuurde Yvo een nogal boos voiceberichtje via de app, die Yvo vervolgens niet heeft afgeluisterd. Zulke stilte trekt hij blijkbaar niet en daardoor moest hij een weekje later tóch zijn gram bij Rianne halen. Hij snapte dat Yvo zo driftig was, want hijzelf is dat ook, maar toch verwachtte hij een excuses van Yvo. Rianne heeft hem adequaat beantwoord en gezegd dat Yvo helemaal niet driftig was, maar eerlijk. En dat als iemand zijn excuses moet aanbieden, dan is Jota het wel. Sindsdien hebben we niets meer van hem gehoord. Wij vinden het best zo. De Beste Wraak We hebben wel eens gehoord dat de beste wraak op pesters, grote ego’s en andere vervelende mensen ‘geluk’ is. Als jij gelukkig bent, bereikt waar je het meest blij van wordt, is dat de grootste middelvinger die je tegen zulke mensen kunt opsteken. En dat is precies waar me mee bezig zijn. Fuck Jota, let’s go. Mocht het ons niet lukken om hier te blijven, dan komt hij daar vanzelf wel achter. Maar mochten we wél hier blijven, dan gaat hij dat ook zien. Laten we bij dit laatste nou eindelijk een beetje dicht in de buurt komen. We hebben namelijk hele goede gesprekken gehad met de privéuniversiteit Compujer. Rector en oprichter José Maria (Don José als je respectvol wil zijn) toonde zich zeer geïnteresseerd in een samenwerking met ons. Aanvankelijk had Don José nog zijn twijfels. In het verleden had hij nogal wat ‘bitterzoete’ ervaringen met buitenlanders die in Colombia aan de slag willen. “Ze zijn hier dan enkele maanden en dénken dat ze hier willen werken. Maar dan neem je ze aan en dan missen ze plots hun familie. Of hun vriend of vriendin.” Met dank aan Juan David, die de eerste keer met ons mee was, hebben we kunnen uitleggen dat we hier al eerder zijn geweest. Dat we in totaal al meer dan een jaar van ons leven in Colombia hebben gespendeerd en dat we terug zijn gekomen, om deze fantastische gemeenschap van Jericó te ondersteunen. Dat opende letterlijk de ogen van Don José. Sindsdien hebben we een viertal gesprekken gevoerd en de overige docenten Engels mogen ontmoeten. En dit is het uiteindelijke idee geworden: We gaan via het Instituut Compujer een Engelse immersiecursus aanbieden. Maar we gaan het allemaal iets methodologischer doen dan in Riverside de bedoeling was. Met concrete doelen en een concreet tijdspad gaan we de mensen hier Engels leren. We bieden een normale en een intensieve cursus aan voor A1 of A2 Engels. Ik weet niet wie deze termen kent, maar bedenk dat de meeste Nederlanders B2 of C1 Engels spreken. Als je A2 Engels spreekt, kun je basale gesprekken voeren over eten, hobby’s en kun je op bezoek in een land met die taal, zonder compleet te verdwalen. Deze cursus gaan we niet alleen aanbieden in Jericó, maar, hou je vast, ook in Venecia, Fredonia, Tarso, Hispania, Jardin, Andes, Ciudad Bolívar en Betania. Hieronder een mooi kaartje: Al onze transportkosten worden gedekt en mochten we vast komen te zitten, krijgen we ook de hotelkosten vergoed. We weten nog niet hoe goed het gaat lopen, maar het idee is, dat we ongeveer 30 uur per week gaan werken tegen een uurtarief van COP 20.000 (euro 4,20). Dat is voor hier helemaal niet slecht. We gaan dit doen op basis van een nul-uren-contract, een contrato de prestacion de servicios. Zo loopt niemand een risico, mochten we niet zoveel uren draaien als bedacht. Het enige wat er nu nog moet gebeuren is een opgetekend contract ondertekenen en deze naar La Cancillería sturen, zodat we eindelijk dat klotevisum kunnen aanvragen. Met een beetje mazzel, hebben we over 3 weken eindelijk dat felbegeerde blaadje in ons paspoort waarop staat: M, TRABAJADOR. Ander Goed Nieuws Dan nog even ander goed nieuws. Riannes moeder, Marja, heeft ons met een bezoek verblijd de afgelopen weken. We hadden niet verwacht dat ze zo snel al de benen zou nemen uit het koude Nederland, maar als alles dicht is vanwege corona dan kun je dat natuurlijk wel begrijpen. We hebben een fijne tijd gehad en Marja alle geheimen van Jericó laten zien. We hebben haar aangewezen wie er van het witte poeder houdt, waar je de beste hamburgers kan eten, hoe je een paard bestijgt en waar je de lekkerste vis zelf kunt vangen en mee naar huis mag nemen. Het was alleen wel prettig geweest als we hadden verteld, dat je rond een visvijver wel wat deet mee moet nemen (oeps). Bekijk hier het bezoek van Marja in een leuke fotocollage! Tot de volgende keer, Heel veel liefs, Rianne en Yvo Het is een tijdje geleden sinds we voor de laatste keer iets van ons hebben laten horen. Er is heel veel gebeurd in de tussentijd, maar tegelijkertijd ook weer helemaal niets. Exemplarisch voor Colombia, de geboorteplaats van het magisch realisme. Alles waarvan je verwacht dat het gebeurt, gebeurt precies het tegenovergestelde. Riverside Eco Disaster, Jericó Laten we in deze blog van slecht naar goed nieuws gaan. Een soort omgekeerde tragedie. Om te beginnen starten we bij Riverside. Het hostel/co-working waar we de Engelse lessen zouden gaan geven, ligt in principe helemaal op zijn gat: er zijn wel gasten die inkomsten genereren, maar daar is ook alles mee gezegd. De keuken is gesloten, want er is geen kok. De groentetuin is dood, want er is geen tuinman. En het is er altijd een rommel, want het terrein is te groot om schoon gehouden te worden door één schoonmaker. Op de website, facebook en instagram is daar niets van te merken. Volgens de website is er een kok aanwezig die de heerlijkste ecologische, vegetarische en veganistische ontbijtjes, lunches en diners maakt. Op instagram zie je een bloeiende tuin, met aubergines, slakroppen, tomaten, komkommers en nog veel meer. En op facebook zie je een fonkelnieuw hotel met keurig gesnoeide perkjes en glimmende toiletten. Jota heeft op zijn bovenarm heel groot ‘Soñador’ getatoeëerd. Dat betekent Dromer. En dat is precies wat hij is. Jota heeft de grootste plannen, maar is eigenlijk alleen maar gefrustreerd over alles wat hem niet lukt in het leven. Covid heeft daar niet bij geholpen natuurlijk. Maar wat ook niet heeft geholpen is dat hij zijn Engelse vriendin Jess, die ALLES organiseerde, regelmatig kleineerde. Ook drie jaar geleden waar wij bij waren. Toen hij een tijdje terug met een vrijwilliger in bed belandde, besloot Jess terug te gaan naar Engeland, en toen is het kaartenhuis ingestort. Jota denkt dat alles mogelijk is, totdat hij er daadwerkelijk aan moet gaan staan. In verschillende vergaderingen op maandag heeft hij letterlijk gezegd dat hij zijn hostel niet wil managen. De vrijwilligers en wij moeten hem ‘sales’ geven. We legden uit aan Jota dat we open staan om het hostel te managen, maar dan moeten we nu de visumaanvraag starten. Even wat goed nieuwsOnze aloude vriend Sebastian hebben we vanwege de coronamaatregelen meer dan twee-en-een-halfjaar niet meer gezien. Hij woont in Los Angeles en kon niet naar Nederland komen. Maar wel naar Colombia! Samen met zijn vriend Brian bezocht hij ons en we hebben samen oud en nieuw gevierd in Medellín. Later is Sebas meegegaan naar Jericó waar we, vermomd als Vaqueros (cowboys), meegedaan hebben aan het echte leven daar. Waar waren we? Oh ja, de visumaanvraag. De immigratiedienst is hier ontzettend streng. Veel strenger dan in Europa of Nederland, waar je, zodra je een baan hebt aangeboden gekregen, je gewoon mag werken. Hier is dat niet zo. Hier moet je als bedrijf 100 minimumlonen omzet per maand draaien, voor je een buitenlandse werknemer een visum mag geven. Jota had in mei 2020 al gezegd dat hij als bedrijf in aanmerking kwam om visa uit te delen. Maar eenmaal aangekomen, betwijfelden we of dat wel het geval was. Het bleek dat Jota zich nog nooit had ingelezen over wat er mogelijk was en wat niet. Hoewel hij een grote bek had over “Mijn advocaat dit, mijn advocaat dat”, bleek dat hij nooit met een advocaat hierover had gesproken. Lang verhaal kort: Jota of Riverside Ecoliving Jericó, kan geen visum voor ons aanvragen. Om alles nog even extra goed samen te vatten: in mei van afgelopen jaar heeft Jota tegen ons gezegd. “I can find you a house, no problem. I can also get you guys a visa, that’s so simple here, so you can work here for at least one year.” Huis: 0,0 Visum: 0,00 Werk: 0,000 Zijn tatoeage begint inmiddels een beetje te vervagen. Eergisteren vroeg hij ons op het terras, wat we ervan zouden vinden, als hij Riverside zou achterlaten. Ergens anders opnieuw zou beginnen. Onze zegen heeft ‘ie. We zijn de eerste drie maanden van ons toeristenvisum alleen maar bezig geweest met luchtfietsen. We hebben een fatamorgana achterna gezeten. Een luchtspiegeling die helemaal niet bestond. Op zich waren we ons er heel goed van bewust dat dit zou kunnen gebeuren. Al was het fijner geweest als we ons vertrouwen iets eerder hadden verloren. We hebben het vermoeden dat Jota nog niet helemaal door heeft dat we er eigenlijk echt helemaal mee zijn gestopt. Maar, we laten hem langzaam in het diepe water zakken. Wat ons betreft is hij ook nog steeds onze vriend, maar op professioneel vlak heeft hij het gewoon helemaal laten afweten. We hebben nog een tweede mooie proefaflevering van ons Engels programma gehad. Maar de laatste lessen kwamen steeds minder mensen. Later bleek waarom: ze vonden het niet kunnen dat Jota op het terrein, waar iedereen bij was, wiet zat te roken. Gasten klagen soms ook: Jota lag op de bank bij de receptie te flikflooien met zijn nieuwe scharrel. Dios mio, als je dat soort dingen hoort, dan zakt te moed je in de schoenen. We zijn al 9 maanden bezig met dit project. Het is enorm kut dat we er zoveel tijd in hebben gestoken, zonder daar iets voor terug te krijgen. Maar, we hebben wel een project op zak. Het materiaal is in principe af, dus dan maar doorgaan? hieronder een paar foto's van onze "Trial" |
Yvo & RianneYvo en Rianne gaan aan de slag in Zuid-Amerika, lees hier hoe ze dat vergaat! Archieven
April 2022
Categorieën |