Yvo & rianne
en suramerica
Hola, qué tal queridos amigos? Nos alegramos que pueden leer nuestro blog de nuevo! Alles kits lieve vrienden? We zijn blij dat jullie opnieuw een blog van ons kunnen lezen. We lieten jullie achter in Chincha. Binnenkort gaat Marja op bezoek komen, maar voor we daar over gaan vertellen, willen we nog iets neerpennen over onze tijd in Chincha. Want Chincha was Peru in volle glorie… Dat wil zeggen: sloppen, armoede en heel, heel veel stof. Maar dat was niet erg. We houden van de plaatsen waar maar weinig toeristen komen. Veel van Alberto’s vrienden vroegen ons ook: ‘Porque Chincha, que buscan en Chincha?’ Oftewel: ‘Waarom Chincha? Wat hebben jullie hier toch te zoeken?’ Engelse les geven was ons vaste antwoord. Maar wat Chincha zo’n voorbeeld van Peru maakte, werd veroorzaakt door het beeld dat wij gewoonlijk van Peru hebben. Hooggebergten met eeuwenoude ruïnes, waar vriendelijke mensen in kleurrijke gewaden een kudde llama’s (dat spreek je dus uit als ‘jama’s’) voortdrijven. Dat beeld klopt alleen in het uiterste zuidwesten. We schetsen daarom graag een accuraat beeld van het gemiddelde Peruaanse stadje zoals je ze vindt langs de kust en in de bergen (in de Amazone is het een ander verhaal). Alleen de doorgaande Pan-American highway is in goede staat. De andere wegen zijn wel verhard, maar vol met scheuren en gaten. Tuctucs rijden door deze straten af en aan, naarstig op zoek naar klanten. Ze toeteren naar iedere voorbijganger, in de hoop een klant op te pikken. Door deze niet aflatende stroom aan tuctucs, hangt er altijd veel uitlaatgas in de straten. Samen met het stof uit de woestijn maakt dit de lucht droog en weeïg. Wij lopen altijd graag, maar dat vergt enige aandacht omdat je anders je scheenbeen kunt breken door een onafgedekte rioolput. Het groen dát er is bestaat uit dorre cactussen en een verdwaalde palmboom. Aan Chincha grenst het dorpje Sunampe. Een woonkern waar men in piepkleine huisjes van één verdieping woont, als ze geluk hebben. De anderen wonen in plastic woninkjes met muren van vuilniszakken en, gek genoeg, altijd een houten deur. Er is geen gemeentelijke dienst die het vuilnis ophaalt, dus al het vuil wordt in de goot gemieterd. Op sommige straathoeken wordt het vuilnis wel verzameld en elke zondag in de fik gestoken met een onwelriekende walm die heel Sunampe en Chincha bedekt. Vermeng deze geur met de altijd aanwezige stank van de vismeelfabriek langs zee (waar viskadavers tot meel worden verwerkt) en je kunt je een voorstelling maken. Naast Sunampe en Chincha liggen de wijnvelden, zoals naast zoveel kustplaatsen in Peru. Peruaanse wijn is best te drinken. Enige nadeel is de bemesting van deze wijnerijen. Wij in Chincha hadden nog de mazzel dat het riool daar onder de grond ligt, maar in Sunampe hebben ze niet zoveel geluk. Daar komt het riool boven om als bemesting én irrigatie voor de wijnvelden te dienen. Ja, de wijn groeit daar op de kak van de bewoners. Als de wind van zee kwam kon je dat goed ruiken. En gek genoeg, op een gegeven moment roken we het niet meer. En welk beeld ook in de hoofden van jullie, lieve lezers, zich heeft gevormd. Wij hadden in Chincha en Sunampe de beste tijd in zo’n beetje heel Peru. Nergens hebben we leven gezien dat zo echt en zo dichtbij kwam. Nog nergens zijn we zo ontzettend niet de toerist maar alleen de ‘vreemdeling’ geweest als in Chincha. Marja Begin december haalden we Marja op van het vliegveld in Lima. Het arme kind had een vliegreis van meer dan 12 uur achter de rug en hoewel het voor ons slechts half 8 was, voelde het voor Marja als half 2. We hadden speciaal voor deze gelegenheid een AirBnB geregeld in het meest welvarende en mooiste deel van Lima: Miraflores. Na twee dagen relaxen begon onze reis door Peru. Voor ons een rare gewaarwordig, want we zijn het reizen helemaal niet gewend. Dat klinkt misschien stom, maar we blijven meestal 3 weken tot 1 maand op dezelfde plek. Dus om nu de reizende toerist uit te hangen, was een totaal andere belevenis. Op naar Paracas! Een toeristische bestemming aan zee, waar prachtige natuur te bewonderen viel. We hebben een boottocht gemaakt naar rotseilanden in zee, waar we ons weer als in Artis voelden. We hebben met z’n drietjes live kennis mogen maken met Blauwvoetige Jan-Van-Genten, Zeeleeuwen en Humboldtpinguïns. Superindrukwekkend! Toch was het, vooral voor Yvo, even wennen om zo tussen de toeristen te zitten. Het was die dag dat Yvo voor het eerst de magische woorden uitsprak: ‘Ik ben blij dat we niet het hele jaar in dit soort tourist traps komen.’ Na onze boottrip hebben we natuurlijk wederom de Peruaanse ceviche gegeten die aan de kust verser dan vers is. Na een aantal dagen zijn we verkast naar Ica. Een woestijnstad waar we al eerder waren geweest toen we in Chincha zaten. Een erg fijne en rustige stad. Ontzettend bekend om de wereldberoemde – bij backpackers althans – Huancachina oase. Die oase is prachtig en geheel gratis om te bezoeken. Wel je eigen bier meenemen want een drankje kost daar ongeveer 4 keer zoveel als normaal. Yvo heeft die dag wel 100 keer gezegd: ‘Ik ben blij dat we niet het hele jaar in dit soort tourist traps komen.’ Maar, hé, het uitzicht vanaf zo’n metershoog duin is het wel waard. Nazcalijnen Na Ica gingen we op naar Nazca. Een klein onbeduidend plaatsje met wereldberoemde archeologische waarde. De stad is genoemd naar de Nazcacultuur, een beschaving die leefde van 200 v Chr. Tot het jaar 1000. De beschaving is bekend om haar lijnen die zijn achtergelaten in de droge woestijngrond, de pyramides in het landschap en de necropolis waar in de open lucht mummies en relieken zijn te bewonderen. Om de lijnen te bewonderen moet je in een krakkemikkig vliegtuigje stappen en elk jaar verongelukt er wel weer eentje omdat de veiligheidseisen niet erg streng zijn. Alberto uit Chincha heeft een keer de stap genomen en hij vertelde ons dat hij geen lijn heeft gezien omdat hij de hele tijd aan het kotsen was van de reisziekte. Bovendien was het relatief erg duur. Tel Yvo’s vliegangst daarbij op en je snapt dat we hebben besloten om ons te beperken tot de Nazca-dingen die gewoon op de grond zijn te bewonderen. Een kleine fotocollage vind je hieronder. Arequipa In Colombia gaat naar elk gat elk uur een bus en in Peru was dit tot nu toe ook steeds zo geweest. Maar blijkbaar houdt het in Nazca op. Daar ging slechts één keer per dag een bus naar onze volgende bestemming: Arequipa. Mede om die reden, kwamen we uitgeteld om 2 uur ‘s nachts in deze bloedmooie plaats aan. We zijn erg blij dat we er toch heen zijn gegaan, want de mensen waren er zeer vriendelijk en je had een tof uitzicht op twee (!) nog steeds actieve vulkanen. En de stad, die zich ook wel la ciudad blanca noemt, was prachtig. Koloniaal met Europese allure. Beetje Bilbao-achtig, maar dan niet aan zee. Op een dakterras in Arequipa kwamen op een gegeven moment twee Nederlanders naast ons zitten, Koos en Laura. Hun openingszin was top: ‘Sorry, we zijn Nederlanders en daar zit je echt niet op te wachten, wij ook niet, maar mogen we naast jullie zitten?’ Koos deed interessant werk: projectontwikkelaar voor Lelystad Airport. Jullie weten wel, dat controversiële stuk asfalt in de polder. En Laura werkte als journalist voor een lokale omroep in Brabant. We missen onze Brabanders uit Den Bosch soms ontzettend, dus Koos en Laura kwam als geroepen. In Arequipa hebben we samen met Marja een knoop doorgehakt. Wat gaan we doen? Samen naar Bolivia of blijven we in Peru. We besloten om samen met Marja naar Puno (aan het Titicacameer) en Cuzco te gaan. Daar zou Marja het vliegtuig naar huis nemen en wij zouden dan Oud en Nieuw in La Paz, Bolivia vieren. Zo gezegd zo gedaan. Op naar Puno, dat op een misselijkmakende 3.850 meter boven zeeniveau ligt. Een hoogte waar je goed ziek van kunt worden. Beladen met cocasnoepjes tegen de hoogteziekte trokken we naar Puno en daar werden we niet direct ziek. Wel flink buiten adem, want de stad ligt tegen een heuvel. We bezochten in Puno de inheemse stammen die op kunstmatige eilanden van riet in het Titicacameer wonen. Erg indrukwekkend, maar tegelijkertijd voelde je dat de ervaring was geconstrueerd voor de toeristen. Goed, het waren echte inheemse mensen, die echt Aymara spraken, maar het feit dat je spulletjes móest kopen en overal voor móest betalen zorgde ervoor dat Yvo die dag weer 100 keer de magische woorden uitsprak: ‘Ik ben blij dat we niet het hele jaar in dit soort tourist traps komen.’ Toen we terug kwamen van onze excursie begon het te regenen. En het bleef regenen, stortregenen, de hele avond, de hele nacht. Ondertussen zakte de temperatuur van een relatief aangename 16 ° Celsius, naar een graadje of 3 á 4. Oh ja, en het dak van ons appartement lekte. Oh, ja en er was geen verwarming. Rianne wilde erg graag weg en we waren blij dat we maar 2 nachten in Puno verbleven. De dag na de verschrikkelijke regennacht was het de bedoeling dat we per bus naar Cuzco, de voormalige hoofdstad van het Incarijk, zouden reizen. De ‘bus’ naar Cuzco Goedgemutst vertrokken we ‘s ochtendsvroeg naar het busstation van Puno. Yvo had de vertrektijden nog eens extra gecheckt op internet. Maar helaas, het mocht niet zo zijn. Vanwege een protest tegen de overheid blokkeerden 100-en mensen de weg tussen Puno en Cuzco. Er reden dus geen bussen vandaag. Maar morgen weer wel, zo werd ons beloofd. De hoogte eiste zijn tol en we waren allemaal een beetje zwak en misselijk. Yvo, de bikkel, weigerde overigens om een cocasnoepje te nemen, omdat hij zich anders ‘gewonnen zou geven’. Kortom, we zouden en we moesten dit ‘stinkhol’, het koosnaampje dat Rianne graag aan Puno gaf, verlaten. Gelukkig heeft elk gat in Peru een luchthaven. Zo ook Puno, zij het in de stad Juliaca, 30 km ten noorden van Puno. Wij dus in de collectivo (en deeltaxi) naar het vliegveld. Daar was helaas geen balie om kaartjes te kopen en tot overmaat van ramp was er een storing op de website, zodat we zo ook niet online konden aanschaffen. Toen het inchecken begon vroegen we het personeel, 1,5 uur voor vertrek, wat we konden doen. Rianne en Yvo namen een tuctuc die ze op volle snelheid naar het winkelcentrum bracht, want daar was de verkoopbalie van LATAM – de luchtvaartmaatschappij. Het einde van dit verhaal? Ja, we hebben het gehaald, op het nippertje. Een uur nadat we in het winkelcentrum stonden zaten we in de lucht en twee uur later stonden we in ons appartement in Cuzco. Leuk detail? Koos en Laura uit Nederland wilden ook met de bus naar Cuzco. Zodoende kwamen we ze tegen op het vliegveld. Helaas moesten ze via Lima vliegen, omdat de directe vlucht naar Cuzco volgeboekt was. Die Nederlanders ook altijd…. Cuzco In Cuzco begon het tot ons door te dringen, zeker bij Marja, dat aan het vertoeven op hoogte wel een prijskaartje hangt. Je slaapt slecht, je eet slecht, je bent slap en eigenlijk de hele tijd moe. Bovendien waren wij, Yvo en Rianne, erg geschrokken van de kou en de regen op de altiplano (de Peruaans-Boliviaanse hoogvlakte). Willen we écht wel oud en nieuw in La Paz vieren en dan daar op diezelfde altiplano aan het werk? We keken wat het klimaat zou gaan doen en op het internet vonden we geen goed nieuws. Het Boliviaanse regenseizoen begint in December en duurt tot Februari. Elke dag regen met een gemiddelde temperatuur van 15 graden Celsius. Niet echt iets om naar uit te kijken. Verder waren we geen fan van de houding jegens vreemdelingen in Peru en ons werd verteld dat dit in Bolivia niet veel beter zou zijn. Tegen onze verwachting in besloten we om terug te keren naar Colombia. Hoe het verder met ons gaat in Cuzco en hoe we afscheid nemen van Marja, dat lees je in ons volgende bericht. We zullen dan ook eventjes kort uit de doeken doen wat onze ervaringen zijn met Peruanen en hoe dat verschilt met Colombianen. Nee, een beetje gegeneraliseer en stereotypering schuwen we niet. We zijn niet voor niets Nederlanders!
9 Comments
Hola, estamos aqui de nuevo. We zijn er weer en wederom heeft het zo ontzettend lang geduurd voordat er weer iets te lezen of te zien viel. Voor we ons relaas beginnen, is het misschien leuk om te vertellen waarom we steeds niet toekomen aan het schrijven of filmen van een blog. Dat heeft namelijk alles te maken met ons werk, naast ons vrijwilligerswerk. Yvo heeft namelijk een baantje als contentwriter/redacteur bij het (online) magazine Wijn&Spijs (www.wijnspijs.nl/magazine). Drie keer per week schrijft hij recepten en artikelen over eten en drinken. Daarmee verdient hij een aardig zakcentje per maand. Dit leuke baantje maakte Rianne jaloers en zij heeft daardoor een job gevonden als vertaler Engels-Nederlands bij een webplatform. Daardoor lijken sommige dagen meer en meer op een gewone werkdag: twee uurtjes artikelen schrijven en daarna vijf tot zes uur aan de slag als vrijwilliger. Zo kom je gemakkelijk aan acht werkuren en dan schiet het blogschrijven er een beetje bij in. Er moet natuurlijk wel bier gedronken worden, want als het werk erop zit, lijkt het net vakantie. Het Amazonewoud We hebben jullie achtergelaten met de mededeling dat we in Peru zitten. Daar hebben we als eerste een weekje vakantie genomen om het Amazonewoud te bezoeken. Midden in de Peruaanse jungle ligt de stad Iquitos. Dat is als het ware een stedelijk eiland in het oerwoud. Er leiden geen wegen in en uit, dus de enige manier om de 400.000 inwoners tellende plaats te bezoeken is met het vliegtuig. Zo gezegd, zo gedaan. En wat was het er heet. 35 ° Celsius met bijna 100% vochtigheid. Iquitos zelf is een stad vol vergane glorie. Ooit exorbitant rijk door de rubberindustrie. Maar sinds de komst van synthetisch rubber is de stad straatarm geworden. Prachtig betegelde façades met daarachter de ruïnes van wat ooit een mooi gebouw was. Er tegenover staan houten sloppen, waar naakte kinderen rondrennen die met hun blote voetjes in de modder dartelen. Straatarme mensen, die wel weg zouden willen, maar niet kunnen, omdat vliegen onbetaalbaar is voor ze. De enige optie voor hen zou de boot stroomafwaarts zijn, die ze naar Brazilië voert, maar wat wacht hen daar? Gelukkig zijn er ook positieve verhalen over Iquitos: we hebben daar een apenopvang bezocht en zijn naar een schattig klein dorpje geweest, waar mensen nog – gelukkig en wel – in strooien en houten hutjes wonen. We hebben speciaal voor jullie een, zoals dat heet, quick-cut-compilation gemaakt van beeldmateriaal dat we hebben. Bekijk ‘m hieronder: Tarapoto en Simone Na Iquitos gingen we aan de slag in het stadje Tarapoto. Daar, ook in het regenwoud, woonde een Nederlandse dame met de naam Simone. Ze had een stukje land met daarop vier bungalows die ze verhuurde aan toeristen. We konden haar helpen met het schilderen en opknappen van de bungalows en bovendien wilde ze dat we haar kinderen Nederlandse les gingen geven. We kunnen er lang of kort over praten, maar dit project viel in het water. De kinderen waren zeer ongemanierd – ja, we veroorloven ons dit oudbollige taalgebruik – en ongemotiveerd om Nederlands te leren. Al gauw kwamen we erachter hoe dat precies kwam. Simone had haar kinderen al een stuk of vijf keer van school laten wisselen, “omdat geen enkele school echt goed was voor haar kinderen”. Ze bracht haar koters standaard een uur te laat naar school en haalde ze vaker te vroeg dan te laat ook weer op. Ze had geen man meer, want een relatie hield ze nooit langer vol dan drie jaar. De vorige vrijwilliger had ze al zijn spullen uit het raam gegooid, omdat hij dingen deed die haar niet zinde. Ze veroordeelde onze liefde voor Koningsdag als ‘vals sentiment’ en als de kinderen niet aandachtig bij de les bleven, dan ‘was onze les kaarblijkelijk niet interessant genoeg’. Bovendien bekritiseerde ze liever wat we deden, in plaats van dit te complimenteren. Ja, de sfeer was van meet af aan fantastisch. Yvo heeft nogal een teer zieltje en hij besloot iets van Simones kritiek te zeggen. We zijn immers onbetaalde krachten en spenderen onze tijd bij iemand. Dan mag je best wel eens ‘goed gedaan’ zeggen, vond Yvo. Hoe kunnen we netjes zeggen wat er gebeurde? Simone werd hysterisch. Lachen, huilen en schreeuwen wisselden zich in rap tempo af. Wij (Ief en Rie) wisselden een blik met elkaar en we hadden één van die zeldzame momenten dat je elkaars gedachten kunt lezen. Estamos dejando esta jodida casa! Let’s get the fuck outta here! Gelukkig hadden we al een adresje achter de hand, dus we konden op naar Chincha: een klein stadje drie uur ten zuiden van Lima. Chincha In Chincha gingen we aan de slag als leraar Engels. Daar, in die stad, woonde Alberto. Hij had een oud en knus huisje, waarin hij een opnamestudio had voor muziek en een Engelse school in zijn woonkamer (waar alleen twee stoelen en een tafeltennistafel stonden). Hoe kunnen we Alberto het beste omschrijven? Relatief knap, luidruchtig, Jack Russel-achtig, snel, commercieel slim en een enorm gat in zijn hand. Alberto heeft ons verwend van meet af aan. Een gemiddelde dag, zeker in het begin, ging er als volgt aan toe. Allereerst opstaan en dan met de tuctuc naar El Batán, één van de duurste restaurants in de stad, voor ontbijt. Daarna even relaxen en op naar de eerste les in een kwekerij van wijnranken. Na de eerste les was het tijd voor lunch. Dat deden we in, tsja, waar we maar wilden, want Alberto betaalde wel. Daarna gaven we nog wat lessen tot in de avond, tot het tijd was voor het diner. Ook ditmaal werden we altijd getrakteerd, inclusief wijn en bier. Alles kwam voorbij in Chincha. Ceviche, Chifa (Peruaans-Kantonees), Antichuchos (runderhart op een stokje), Carapulcra (een boerenschotel uit de regio) en heel veel Pisco. Ja, natuurlijk, we zijn verschrikkelijk aangekomen. Alberto had maar wat rare vrienden. Zijn advocaat, Jimmy, kwam vaak over de vloer. Gekker werd het toen er een mevrouw, Rosita, wilde investeren in de Engelse school. Het was nogal onduidelijk waar zij zoveel geld vandaan had gehaald, maar later bleek dat het geld inderdaad uit het criminele circuit kwam. Dat vonden we moeilijk te geloven, want Rosita was – hoe zullen we het zeggen – geen licht in Gods kerk. Wat het e.e.a. problematisch maakte, was dat ze steeds zei dat ze ‘morgen het geld kwam brengen’. Alberto kon daar niet mee omgaan en ging al het geld, dat hij nog niet op zijn rekening had, alvast uitgeven. Ja, sommige Peruanen hebben het sociaal-emotionele niveau van een driejarige. Rosita maakte, misschien verwachten jullie dit al, haar belofte niet waar. Ze heeft het geld nooit gegeven en heeft haar investering teruggetrokken. Tel daarbij alle uitgaven van Alberto bij op, inclusief een malafide accountant die ‘echt wel weet hoe hij belasting moet aangeven’, en je krijgt onderstaand filmpje met een boze Yvo. En toen kwam Marja Maar, zonder gekheid, we hebben een fantastische tijd gehad in Chincha, maar missen Colombia wel een beetje. Hoe dat gevoel afloopt en hoe onze tijd met Marja is geweest, dat lees je in een volgende blog. Voor nu, wat fotootjes uit de maanden oktober en november 2018. Het was ontzettend lang stil. Daarover gaan we lekker niets zeggen, dat laten we onderstaand filmpje voor ons doen! Veel kijkplezier en vergeet niet een reactie achter te laten :-) Daar zijn we weer! Voordat we verdergaan met ons relaas, willen we jullie ten eerste bedanken voor alle goeie reacties die we na ons eerste vlogje hebben ontvangen. We nemen de suggesties ter harte en wie weet komt er binnenkort wel weer een vlog aan. Waar we gebleven waren? Onderweg naar Bogotá. En deze keer niet om een vliegtuig of een bus te pakken, maar om er aan de slag te gaan in een hostel. Bogotá We gaan er geen doekjes om winden: Bogotá is waarschijnlijk de minst leuke stad van Colombia. Het is een langgerekte, betonnen kolos, wiens bevolking veel te hard is gegroeid (en daarmee de stad zelf dus ook). Bogotá ligt op een grote hoogvlakte, de Sabana de Bogotá, op ongeveer 2600 meter. Er heerst een microklimaat, het weer is vergelijkbaar is met Schotland in de herfst. Het is er winderig, tussen de 15 en 20 graden en regen valt er elke dag. Bovendien ligt de stad elke ochtend onder een deken van mist en of hardnekkige bewolking. Nee, bij een hoofdstad die slechts 1.000km van de evenaar ligt, denk je niet direct aan mist, regen en wind. Hoe bar en boos (en lelijk) de stad ook mag zijn, we wisten waar we aan begonnen en we gingen daarom ook goedgemutst richting ons hostel. Hostal Rua 116, waar we achter de receptie mochten gaan werken, bevond zich in een goede wijk in Bogotá: Usaquén. Nou, tsja, goede buurt, laten we het anders zeggen: Usaquén is waarschijnlijk de rijkste wijk van Bogotá. Villa´s, appartementen, dure winkelcentra en hele compounds kun je er vinden. Dat was aanvankelijk een rare gewaarwording, want we hebben inmiddels veel armoede in Colombia gezien. De exorbitante welvaart in Usaquen was een beetje onwerkelijk, zeker als je bedenkt dat rijke wijken vaak aan de arme wijken grenzen. Zo kwam het voor dat je aan de Usaquén-kant van Carrera 7 dineert voor 25 euro per schotel (AUW!) en aan de “andere” kant een hele lunch krijgt voor slechts 2 euro. Het zal jullie dan ook niets verbazen dat aan de ene kant mevrouwen met bontjassen liepen en aan de andere kant de bedelaarskinderen op de stoep zaten. Een harder, medogenlozer verschil tussen arm en rijk hadden we niet eerder gezien. Voor ons was het wel een uitkomst, want de enorme bedragen van Usaquen konden wij niet betalen, dus we deden onze boodschappen mooi aan de ‘overkant’. Dit deden we niet helemaal zonder gevaar, want Rianne zag op een gegeven moment – terwijl ze in de rij van de kassa stond – een hand in haar handtasje verdwijnen. Oplettend als ze is, maakte ze natuurlijk korte metten met dit soort praktijken. Het hostel was door zijn ligging best een unieke plek. Er kwamen weinig toeristen en veel Colombianen. Soms kregen we wel eens toeristen en dat waren altijd mensen die iets avontuurlijker waren, want Usaquén is geen logische bestemming. Vooral veel zakenmensen deden het hostel aan, die voor werk enkele dagen in Bogotá moesten zijn. Op de gemiddelde toerist en zakenman hebben we twee opvallende uitzonderingen weten te ontdekken. De eerste uitzondering heeft te maken met iets wat we al eerder hebben verteld. In de buurt van het hostel zaten namelijk twee medische centra, gespecialiseerd in plastische chirurgie. Dus eens in de zoveel tijd kwamen er een vader en moeder met hun dochter binnen, die enkele nachten boekten in het hostel. Iedereen wist op dat moment hoe laat het was: die gaan hun dochtertje even flink laten verbouwen. En zo geschiedde: op een middag kwam dochterlief binnen met plotsklaps veel grotere borsten. Van je ouders moet je het hebben! Venezolanen Een van onze collega’s in het hostel heette Roman. Roman was een ontzettend fijne meneer (of jongen, hij was 23) die de Spaanse taal zeer goed beheerste. Zelf zag hij zijn interesse in de Spaanse taal als hobby. We hebben veel van hem geleerd, want we konden met al onze vragen bij hem terecht. Bijvoorbeeld over de twee vormen van de verleden tijd en de twee vormen van de toekomst: wanneer gebruik je welke? Roman is één van de vele Venezolaanse vluchtelingen die hun (tijdelijke) heil in Colombia hebben gezocht. Roman raakte door zijn geld heen en heeft een half jaar door de straten van het koude Bogotá moeten zwerven. We weten niet precies hoe, maar op een gegeven moment heeft hij al zijn moed bij elkaar geraapt en is hij in het hostel terechtgekomen, waar hij fantastisch werk verricht (het hostel kan niet draaien zonder hem, terwijl hij – net als ons – slechts vrijwilliger is). Roman is van huis uit bakker en probeerde tijdens onze tijd in het hostel als zodanig aan de bak te komen. Hij heeft namelijk de diepe wens om bij zijn broer te wonen in Belohorizonte in Brazilie. Zijn plan is om een fiets te kopen en via Colombia en Peru naar Brazilie te fietsen. Het is naar Belohorizonte ‘slechts’ 4.500km en hij verwacht de tocht binnen een jaar wel te volbrengen. Dat de Colombianen neerkijken op ambachtelijke beroepen zoals een bakker, helpt hem allerminst. Bovendien willen mensen in Bogotá hem niet aan werk helpen, omdat ze uit principe geen Venezolanen aannemen. Nee, de mensen in Bogotá zijn over het algemeen niet de meest vriendelijke mensen. Het zal wel door de kou komen, maar wij zijn zelf door bedelaars uitgescholden omdat we niets wilden geven. Iemand riep ons zelfs na met: "Heil Hitler! Heil Hitler!" Van stijl zijn de mensen op de koude hoogvlakte niet altijd gespeend. Spaanse les We bewonderden Roman om zijn doorzettingsvermogen en in onze laatste week vond hij plots een baantje al sober. Men was erg tevreden over zijn gastvrije behandeling van gasten en zijn accentloze Spaans. We denken dat hij binnen een half jaar op de fiets richting Brazilie zit. Wie ook uit Venezuela kwam, was onze lerares Spaans. Marja, Riannes moeder, heeft ons namelijk een fantastisch verjaardagscadeau gegeven: een stoomcursus Spaans! Dat heeft ons reuze geholpen, want onze lessen in Acacías in april en mei waren eigenlijk maar een beetje amateuristisch. Het was voor ons alsof het licht aanging, want we spreken momenteel een stuk beter Spaans dan voorheen. Rianne is hier nogal skeptisch over, maar Yvo merkt het verschil. Het is nu zaak om vooral te blijven oefenen. Nu we dit blog schrijven hebben we Bogotá alweer achter ons gelaten en we houden nog even geheim waar we nu verblijven. Want dat kun je namelijk lezen in de volgende blog of zien in een vlog, dat blijft nog even een verrassing. Tot die tijd kun je je vergapen aan de foto’s hieronder. Tot snel en een dikke kus! Hasta Luego! Het klinkt misschien ongelofelijk, maar we hebben een vlog voor jullie gemaakt! Het is vaak slechts een pratend hoofd, maar voor het vermaak hebben we er toch wat foto's tussen weten te stoppen. Veel luister en kijkplezier dus! We vragen jullie wel om een reactie achter te laten. Zou je in het vervolg een kortere vlog willen of is de lengte goed zo? Kunnen we het beter bij het geschreven woord houden of vinden jullie deze afwisseling wel leuk? Laat ons vooral weten wat je denkt en vergeet niet verzoekjes achter te laten: wat willen jullie de volgende keer zien en wat zouden jullie graag willen weten? Liefs van ons! Vandaag gaan we verder waar we zijn gebleven. In het vorige blog konden jullie lezen dat we onszelf een kleine vakantie in Medellín gunden. Rianne boekte een AirBnB in een rustige buitenwijk: het was een, voor ons, superdeluxe 3-kamer appartement met uitzicht over de stad. De eerste nacht hebben we elf uur aan één stuk door geslapen, zo moe waren we van alle projectwisselingen. Tussen 28 juni en 12 augustus, 7 weken, hebben we onder vier verschillende gastheren/vrouwen gewerkt. Tijd dus voor en pauze.
Achtergronden We hebben daardoor mooi de tijd om eens even wat te vertellen over Colombia zelf, wat we meemaken en wat de culturele eigenaardigheden zijn. Voordat we ons daarover uitweiden, eerst wat anders. Naar aanleiding van ons vorige blog vroegen veel mensen waar het Spaanstalige gedicht van Yvo nu eigenlijk over gaat. Is een vertaling mogelijk? Jazeker: Kolibri Je komt, je bent, je gaat, voor ik één keer met mijn ogen heb kunnen knipperen. Maar als je bent, vertraagt de tijd, en kan ik je vleugels zien bewegen, alsof de zonnegod de kamer ingevlogen is. Zoals alle betoveringen in het leven, is ook deze veel te kort. En voordat ik besef, dat ik in gezegend gezelschap verkeer, vervolg jij alweer je weg. De herinnering aan dit stukje extase, zal nooit verdwijnen. En hoewel onze tijd maar kort was hier, nooit zul jij, Kolibri, vergeten worden. Meer achtergronden Goed, we hebben wat smeüige observaties voor jullie, lieve lezers. Want Colombia zit vol eigenaardigheden. In Colombia is het schoonheidsideaal van de vrouw belangrijk. Zo belangrijk zelfs, dat dit een beetje doorslaat. Plastische chirurgie is hier een ding, een enorm ding. En als je dit eenmaal op hebt gemerkt, zie je het overal en kun je niet meer stoppen met kijken. Vooral voor Yvo was dit een grote teleurstelling. Aanvankelijk vroeg hij zichzelf af hoe het toch komt dat bijna alle Colombiaanse vrouwen rondborstig, rondbillig en vollippig zijn. Nu het antwoord 'chirurgie' blijkt te zijn, vindt Yvo de Colombiaanse vrouwen een stuk minder aantrekkelijk. Laten we onze voormalige gastvrouw uit Hostel Casa de Verano, Alejandra, eens als voorbeeld nemen. Toen we op een avond alleen met haar waren, of althans, toen haar Franse vriend er niet bij was, begon ze plots over plastische chirurgie te spreken. We moesten raden wat er verbouwd was aan haar. Uiteindelijk, dankzij vereende krachten, kwamen we erachter dat het haar neus en kin betrof. We vonden al dat ze een vreemd onnatuurlijk gezicht had, maar nu wisten we dus waarom. Alejandra drukte ons wel op het hart dat we dit haar vriendje niet mochten vertellen, want die had een hekel aan plastische chirurgie. Soms is het maar moeilijk, vooral voor Yvo, om je oordelen niet hardop uit te spreken. Alejandra ging verder over de chirurgiecultuur in Colombia. Haar zus heeft namelijk helemaal niets met het schoonheidsideaal in Colombia. Zuslief was dus behoorlijk boos toen haar moeder op een dag tegen haar zei: `Lieve schat, zou jij niet eens iets aan je borsten laten doen, want het is wel een beetje een zielige voorgevel, vind je niet?` Alejandra kon er wel om lachen, omdat ze weet dat haar moeder een beetje oppervlakkig is, zo liet ze ons in ieder geval weten. Wat ze ons verder nog uit de doeken deed, was dat dochters hier voor hun sweet sixteen een borstvergroting, bilvergroting of weet-ik-veel-wat-voor-correctie cadeau krijgen. Dit beperkt zich natuurlijk exclusief tot de vrouwen, want de mannen zijn hier over het algemeen dik, lelijk en onverzorgd. Wie weet dat er daarom zoveel vrouwen op Europeanen vallen. Yvo is, in vergelijking met de Colombianen, verzorgd, lang en dun, terwijl hij in Nederland klein, iel en soms als een stoffigerd wordt gezien. De implicaties van de plastische chirurgiecultuur in Colombia zijn groot. Er zijn ontzettend veel chirurgen zonder vergunning actief en daardoor lijden veel mensen onder de gevolgen van een mislukte operatie. De overwegend katholieke inwoners zien dat als een straf voor hun ijdelheid, maar aan de andere kant zet iedereen druk op elkaar om er zo mooi mogelijk uit te zien. Als je geen dikke tieten, billen, volle lippen, strakke buik en een gelift gezicht hebt, hoor je er niet bij. Soms verbouwen de dames zich tot in het absurde: we zagen laatst in de supermarkt een vrouw die haar billen zodanig had verbouwd, dat je er kopjes thee op kon zetten. Het zag er niet uit. Yvo kan overigens maar niet wennen aan het beeld van een vrouw van in de vijftig, die haar tieten – vergeef ons het taalgebruik – strak onder haar kin heeft laten verbouwen. Los Colombianos De Colombianen zijn open en vriendelijk, maar tegelijkertijd zijn ze ook asociaal en bot. Hoe gaan we dit nu eens uitleggen, zelfs op dit moment zitten daar haken en ogen aan. Soms kun je niet helemaal goed uitleggen waar het aan ligt en kom je alleen met voorbeelden aan. Dat vinden we een beetje een zwaktebod, dus laten we het gewoon – essayistisch – proberen te analyseren. Allereerst onze ervaringen tijdens het aankomen bij onze projecten, die zijn over het algemeen niet positief. We zijn één keer hartelijk ontvangen door onze gastheer en gastvrouw en dat waren Lee en Cressida uit Engeland en Canada. De Colombianen waren OF niet aanwezig, OF hadden geen tijd. Onze gastheren en vrouwen waren gastvrij in de zin dat we mochten doen alsof we thuis waren, zonder onszelf zorgen te maken. Dat is natuurlijk fijn om te horen, maar van mensen die zichzelf in hun advertentie aanprijzen als de meest vriendelijke en gastvrije mensen in Latijns-Amerika, valt het ons een beetje tegen dat we bij aankomst altijd aan ons lot werden overgelaten (soms voor meerdere dagen). Dan is er het sociale verkeer. Men vraagt zelden of men mag passeren. Men vraagt zelden iets. Wat men doet is duwen, duwen tot je uit hun weg bent. Oud, jong en onze leeftijd: duwen is het credo. In de rij van de supermarkt, op straat en in het verkeer, douwen tot je een ons weegt. We waren laatst in het museum en toen trok er een jongetje aan Yvo`s rugzak, omdat hij het beeldje in de vitrine wilde zien. We denken zelf dat dit functioneert in deze samenleving, omdat iedereen het doet, maar voor ons is het natuurlijk enigszins onbeleefd. Dit duwfenomeen manifesteert zich ook bij de slager en in de supermarkt. Laat je ruimte, dan piept men gewoon voor, pech voor je. “Quién fue a Sevilla, perdió su silla.” Als jij niet snel genoeg zegt wat je wilt bij de groenteboer, omdat je bijvoorbeeld tijd nodig hebt om het geheel in je hoofd te vertalen, dan heb je pech, want iemand anders zal snel van de gelegenheid gebruik maken om jouw beurt in te pikken. Al met al vermoeden we dat het vooral integratie is. Als je weinig Spaans spreekt, of hier maar een paar weken blijft, merk je dit soort dingen niet zo. Maar als je eenmaal een aardig woordje mee kunt praten en mensen met je in discussie kunnen gaan, ontdek je de diepere lagen van de samenleving. Zoals een moment vorige week. Yvo stond af te rekenen en het kassameisje vertelde heb de hoeveelheid aan wisselgeld. Haar collega, die ook bij de kassa stond, zei daarop: “Ach, hij verstaat toch niet wat je zegt, dan hoef je het ook niet te vertellen hoeveel hij terugkrijgt.” Que pena, por que Yvo lo entendió. Rode gezichten alom. Colombianen zijn leuk en ze zijn gastvrij, dat is waar. Maar onze vrienden hier zijn lang niet zo gastvrij als de Surinamers en al helemaal niet zo vriendelijk als ze zelf willen geloven dat ze zijn. Sterker nog, we vinden ze vaak op Nederlanders lijken. Je maakt goede vrienden met ze, zodra je eenmaal in hun inner circle terecht bent gekomen. Maar daarbuiten kun je maar beter naar hun pijpen dansen en kopen wat ze je aanbieden, want anders kan er wel eens een boze en onbegrepen Colombiaan tevoorschijn komen. Niets eigenlijk wat een beetje geduld niet kan oplossen. Wat we kunnen leren van Colombianen? Hun ontspannenheid over werkelijk alles. Zo is onze zwarte buurman een neger (Hola, negro!), zijn wij aapjes (Hola, monos!) en moeten we onszelf vooral nergens druk over maken (No se preocupen!) In de volgende aflevering beloven we jullie dat we eindelijk uit de doeken zullen doen hoe Rianne dertig wordt en hoe Sebastian – onze maat uit een Verenigde Staat – ons met een bezoek komt verblijden. Hieronder een kaartje van Colombia zodat jullie in perspectief kunnen zien hoeveel we van het land hebben kunnen zien. De oplettende kijker kan al zien waar we op dit moment zitten! Liefs van ons! Daar zijn we dan eindelijk weer eens een keer. Het is inmiddels bijna twee maanden geleden dat we iets van onszelf hebben laten horen en dat spijt ons verschrikkelijk. We hebben goed nieuws, want eindelijk hebben we weer een laptop. Dat betekent dat we ons uiterste best gaan doen vanaf nu op een regelmatige basis iets op te schrijven. We hebben een hoop te vertellen en er is een hoop gebeurd. We hebben in een recordtempo korte werkprojecten afgerond en dat heeft de nodige stress en verhalen met zich meegebracht. Omdat we jullie niet willen vermoeien met een enorme lap tekst, gaan we het in stapjes uit de doeken doen. Vandaag de eerste aflevering. Doei Pereira! We moeten zelf ook even graven, maar we hebben jullie achtergelaten in het Kolibri hostel in Pereira, Risaralda. De Nederlandse Daniel en Colombiaanse Alexa moesten destijds nog ontdooien. Om een lang verhaal kort te maken: dat is zeker weten gebeurd. Rianne heeft hoge ogen gegooid door een voorstel te doen voor een muurschildering (het resultaat kunnen jullie hieronder vinden). Alexa was zeer enthousiast. Yvo vond dat hij niet kon achterblijven en hij schreef een gedicht speciaal voor het hostel, dat hij – in het inspirerende bijzijn van Rianne – op een groot doek heeft geschreven. Alexa was zo blij met het eindresultaat dat we gelijk nog een andere muur mochten versieren. Zo prijkt nu op ons WorkAway profiel dat we echte inhouse kunstenaars zijn. Het is ontzettend gaaf om de vrijheid te krijgen met zaken zoals muurschilderingen. Je leert dat je dingen kunt, die je niet voor mogelijk hield. Regelmatig hebben we ons in Nederland geremd gevoeld in onze ontwikkeling, want je mag pas iets doen als je de papieren hebt, en buiten dat lijkt er altijd wel iemand beter dan jij. Fijn is het om je zo gewaardeerd te voelen en de ruimte te krijgen om wat aan te modderen (wat later dus geen aanmodderen bleek). Na twee weken en twee dagen in het Kolibri hostel vertoefd te hebben, moesten we helaas weg. Het werk was op. We hadden via WorkAway een hostel gevonden in Santa Fé de Antioquia, ten noorden van Medelín, waar we achter de receptie en bij de bar mochten werken. Tegelijkertijd moesten we een ander hostel in hetzelfde plaatsje teleurstellen: ze hadden onze sollicitatie beantwoord, vlak nadat we aan dit hostel hadden toegezegd (Onthoud deze anekdote). Voordat we verder schrijven, trakteren we jullie eerst op wat foto's. Eindeloze busrit en een tussenstop in Medellín Om in Santa Fé te geraken, moesten we overstappen in Medellín. Het duurde vanwege wegwerkzaamheden eindeloos om daar te komen. In plaats van vijf uur, duurde de busrit 9 uur. Vooral Yvo was erg chagrijnig. Er zat niets anders op: we zochten ons oude hostel in Medellín op om de nacht daar te spenderen. Onderwijl stuurden we het hostel in Santa Fé een appje dat we een dag later aan zouden komen. Diezelfde avond kregen we meteen een appje terug: That´s fine, but please be advised that we have some trouble. We´ll tell you all about it tomorrow. Wat nou weer.. Santa Fé de Antioquia is maar een klein uurtje van Medellín verwijderd. Het is een prachtig koloniaal dorpje, gelegen in de Caucavallei. Op slechts 400 meter was het daar zinderend heet, maar de omgeving maakte een hoop goed. Santa Fé was heel lang de hoofdstad van het departement Antioquia (het departement dankt haar naam aan het plaatsje), maar is eind 19e eeuw van de troon gestoten door het groeiende Medellín. Eenmaal aangekomen bij het hostel was direct duidelijk wat het probleem was, waarover we een dag eerder een bericht hadden gekregen. Het zwembad was lek en daardoor moest het hostel dicht. Bovendien had de eigenaresse een foutje gemaakt en een ander koppel dubbel geboekt, hierdoor waren er dus veel te veel mensen in een hostel dat niet eens draaiende was. Rianne begon goedgemutst aan een volgende muurschildering, maar Yvo voelde zich nogal verloren. Er waren simpelweg teveel mensen. Bovendien wilde één jongen – Phil uit Schotland – maar wat graag laten zien hoe handig hij was (waardoor Yvo niet echt aan de bak kwam). De eigenaresse kwam een beetje kil over en ook dat droeg niet bij aan Yvo´s zelfvertrouwen. Toen bleek dat de reparatie van het zwembad nog zeker een week ging duren, besloot de eigenaresse het hostel potdicht te gooien omdat ze naar het beroemde Feria de las Flores in Medellín wilde gaan. Er was maar plaats voor één koppel in het vrijwilligersappartement aan de overkant van de straat en ze besloot dat het ons niet gegund was. Yvo boos. Maar Yvo doet de laatste tijd erg zijn best om constructief boos te zijn. Dat bracht hij deze keer in de praktijk door de eigenaresse en haar Franse vriend te dicteren dat het zijn van een gastvrouw voor vrijwilligers veel verantwoordelijkheden met zich meebrengt. Je moet voor iemand zorgen, omdat iemand in een ver buitenland zijn vrije tijd opoffert om voor jou gratis te werken. “Jullie hebben bovendien een koppel dubbel geboekt en dat spreekt het niet erg voor jullie verantwoordelijkheidsgevoel.” De Colombiaanse Alejandra en haar Europese vriend Florián (wat strikken die Colombianen toch Europeanen aan de lopende band...) keken een beetje beteuterd voor zich uit. Kort daarna verdwenen ze de stad in en keerden de hele avond niet terug. Bij terugkomst bleek ons een grote verrassing te wachten: ze hadden twee vrijwilligersplekken gevonden in een ander hostel in het stadje. Toevalligerwijs het hostel dat we hadden moeten teleurstellen een week eerder. Enige voorwaarde om aan de slag te gaan was het voldoende beheersen van het Spaans, en daar waren we nou net een beetje onzeker over... Green Nomads In Green Nomads Hostel, het hostel waar we tijdelijk achter de receptie mochten komen werken, was het Colombiaans als vanouds. De eigenaresse wilde ons daar om half negen ontmoeten, maar vanzelfsprekend was ze er niet. Haar moeder zou ons anderhalf uur later wel kunnen ontvangen. Zo gezegd zo gedaan: anderhalf uur laten zaten we met de moeder rond de tafel. Tot onze verbazing was er helemaal geen gesprek, nee, de moeder begon meteen te babbelen wat onze taken zouden zijn in (vaak onverstaanbaar) Spaans. De moeder heette Ruth: een dikke vrouw van rond de zestig. Haar kledingkeuze verried dat ze zichzelf niet zag, of wilde zien, als een dikke zestiger. We konden de vetkwabbetjes tellen, maar aanvankelijk ergerde we ons daar nog niet zo aan. Evenmin ergerden we ons aan het feit dat we haar niet konden verstaan, we dachten immers dat het aan ons lag. Pas toen diezelfde avond de dochter eindelijk arriveerde, begrepen we dat de moeder het onverstaanbare Paisa-dilect sprak – want de dochter konden we bijna woord voor woord verstaan. De eerste paar dagen ging het prima in het Green Nomads hotel. Maar Ruth, de moeder van de eigenaresse, woonde in het hostel en dat begon ons helaas langzamerhand parten te spelen. Geen moment liet ze ons met rust en geen moment vertrouwde ze ons. Elke interactie die we met de gasten hadden, onderbrak ze om ons gesprek over te nemen. Er was zelfs een moment dat Yvo een drankje verkocht aan één van de gasten en Ruth niet geloofde dat hij Postobon met druivensmaak had verkocht. "Nee”, sprak Ruth, “Jij hebt het drankje Hit! verkocht, jij weet alleen het verschil niet tussen de twee, omdat je de Spaanse taal niet machtig bent.” Rianne moest tussenbeide komen om Ruth ervan de overtuigen dat Yvo toch echt Postobon Uvo (druif) had verkocht. Op een gegeven moment werd het maandag, de dag dat de doordeweekse regels ingingen – alleen wisten we dat toen nog niet. Nietsvermoedend dronken we wat rummetjes met enkele gasten van het hostel. Bovendien was er een verliefd stelletje in het zwembad nog plezier aan het maken. Ruth kwam om tien uur in haar knalroze, strakke topje (incl. zebralegging) naar buiten en vertelde ons en de gasten doodleuk dat we allemaal naar binnen moesten en naar bed. We snapten er geen bal van. “Doordeweeks gaat alles dicht om 22u, want dan ben ik moe. Ik wil ook een keer slapen.” Goed, dachten we, dan drinken we binnen wel wat. Maar ook dat mocht niet. We hadden de keus: cama o calle – Naar bed of de straat op. We waren niet zo aardig tegen Ruth en hebben die avond min of meer afgedwongen dat we wel van het terras gebruik mochten maken. Toch hing er vanaf dat moment een gekke sfeer. Ruth bleef zich bemoeien met hoe we afwasten, welk servies we gebruikten en of we de koffielepeltjes wel direct na het roeren afwasten – want dat was volgens haar de bedoeling. Toen de daaropvolgende dag de onbekwame handyman – die heb je veel Colombia – het zwembad verpestte door er 3 liter in plaats van 30 centiliter chloor in te gooien, was voor ons de maat een beetje vol. Het zwembad ging de komende drie dagen dicht (er was een hittegolf: 38 graden) en we trokken het gedrag van de bemoeizuchtige moeder écht niet meer. Met de staart tussen de benen vertrokken we terug naar het oude hostel, dat inmiddels weer open ging. In Casa de Verano, het hostel waar we dus zijn begonnen en ook weer eindigden, heeft Rianne samen met Yvo een muurschildering afgemaakt. Ook daarvan kun je de foto´s hieronder zien. We zijn dikke vrienden geworden met de Schotse Phil en Katie – de laatste is beeldend kunstenares – en we hebben daardoor drie fantastische dagen in Santa Fé gehad. Bovendien hebben we nog een oude kennis uit Pereira getroffen die toevalligerwijs op vakantie was in Santa Fé. Op 12 augustus hebben we afscheid genomen van Santa Fé en ons getrakteerd op een lekkere vakantie in een AirBnB in Medellín. Maar daarover in de volgende aflevering meer! Wat je ook kunt verwachten in de volgende blog, die zeer binnenkort verschijnt, is:
Daar zijn we weer, en deze keer wat vlotter dan voorheen. Na een week in een hostel in Medellín te hebben vertoefd, hebben we gelukkig een project gevonden waar we aan de slag konden. Momenteel werken we in een hostel in de hoofdstad van de Eje Cafetero (Koffiedriehoek): Pereira. Pereira De hoofdstad van het departement Risaralda ligt ongeveer driehonderd kilometer ten zuiden van Medellín en ten noorden van Cali. Het is hier schoon, nóg moderner dan Bogotá , en ontzettend ontspannen. De temperatuur is vanwege de hoogte zeer aangenaam en we hebben het in de avond soms zelfs een beetje koud. Het is fantastisch dat we eindelijk eens warm kunnen douchen, want dat hebben we sinds ons vertrek uit Los Angeles niet meer kunnen doen. De werkzaamheden in het hostel zijn divers en daardoor leuk. We hebben de afgelopen dagen alle bedden afgestoomd en verschoond, als preventieve maatregel tegen bedwantsen – een veelvoorkomend probleem hier. Vandaag is onze vrije dag en vanaf morgen gaan we meehelpen met de verschillende activiteiten die het hostel organiseert. Denk aan een vrijmarkt, kookworkshops en tatoo-artiesten die op bezoek komen. Rianne is bezig met het ontwerpen van een muurschildering die ze hier gaat maken, en Yvo ontfermt zich over de publiciteit door het maken van foto´s en blogs. Tussen de bedrijven door vouwt Rianne allemaal kolibri´s met origamipapier. Het hostel heet Kolibrí en als we het hostel verlaten, is het de bedoeling dat overal kolibrietjes hangen. 14 Dagen Het is jammer dat dit hostel ons niet langer dan twee weken kan accomoderen. We zijn namelijk alleen nodig in het hoogtepunt van het hoogseizoen, om mee te helpen met de vele activiteiten. Dat wil zeggen dat we over anderhalve week weer op straat staan met ons goeie gedrag, dus ook nu zijn we weer druk bezig met nieuwe projecten. Waarschijnlijk gaan we hierna nog twee weken aan de slag op een boerderij/hostel in de bergen nabij Bogotá of hier in een hostel hier in de buurt. Waarom nog twee weken, horen we de slimme lezer zich afvragen. Goeie vraag! Op 17 augustus komt Sebastian uit Los Angeles ons met een bezoek verblijden, om op 23 augustus Riannes 30ste verjaardag met ons te vieren. We nemen die week even een korte ´vakantie´ van al dat WorkAway-en. We hebben een paar toffe dagen in Medellín in het verschiet, en daaropvolgend vijf dagen om te chillen in Guatapé – een bergdorp aan een prachtig stuwmeer, waar Hacienda Napoles ligt: het buitenverblijf van wijlen Pablo Escobar. Het zeurkatern Dit blog wordt, we gaan het maar gewoon eerlijk zeggen, geschreven door Yvo. Zoals jullie weten heeft hij altijd wat te zeuren en ook vandaag ontkomen jullie niet aan zijn gezaag. Soms snappen we de mensen om ons heen gewoon niet zo. Neem dit hostel bijvoorbeeld. We werken vijf uur per dag (doen wat extraatjes omdat we dat leuk vinden) en krijgen daarvoor een bed en een ontbijtje. Nu kun je hier kiezen wat je voor ontbijt wilt. Wij kiezen de iets steverige variant: een geklopt ei, twee sneetjes brood en gesneden fruit. Daar redden we het wel mee om vijf uur op te werken. Nu hebben we vandaag te horen gekregen dat we alleen ei met brood mogen nemen, en als we fruit willen, dan moeten we bijbetalen. We snappen de krenterigheid niet zo, iets wat we vaker in Colombia lijken tegen te komen. De mensen lijken hier niet zo heel erg gastvrij te zijn, in tegenstelling tot de verhalen die we horen uit Suriname. Misschien komt het wel omdat het hostel wordt gerund door de Colombiaanse Alexa en haar Nederlandse man Daniël, wat een beetje een vreemde meneer is. Alexa vertelde namelijk dat het nemen van vrijwilligers haar idee was, omdat Daniël nogal moeite heeft met nieuwe mensen. He also needs a lot of private space, so when he is in the kitchen I suggest that you leave him alone. Dan vragen wij ons af: waarom begin je in Godsnaam een hostel in Colombia, als je zo bang bent voor mensen? Alexa is erg lief – en Yvo vindt haar ook erg mooi, dat helpt – dus we hebben een goeie tactiek proberen te ontwikkelen. We trekken ons nergens wat van aan en blijven kolibri´s vouwen en leuke dingen verzinnen. Zo ontdooit onze Nederlandse vriend vanzelf en wie weet krijgen we op onze laatste dag wél een ontbijtje met fruit! Pablo Escobar en cocaïne Even nog iets anders, voor we afsluiten voor vandaag. We krijgen regelmatig de vraag of we nog een Escobartoer gaan doen en of het waar is dat de Colombianen opkijken tegen de legendarische drugsbaas. Welnu. Nee, we gaan de Escobartoer niet doen en de Colombianen kijken niet op tegen de drugsbaas. Er zijn enkele straatarme wijken in Medellín, waar men Pablito vereert, omdat hij daar wat huizen heeft gebouwd. Maar buiten Medellín, in de rest van Colombia, is Pablo Escobar net zo erg als Adolf Hitler voor ons. Hij is persoonlijk verantwoordelijk voor meer dan 6.000 moorden en hij heeft het land in totale anarchie gestort. Op het hoogtepunt van Escobars schrikbewind in 1992, werden er elke dag, in Medellín alleen al, 17 mensen vermoord. Toeristen die de Escobartoer doen – voornamelijk Amerikanen, Yvo´s grootste vrienden – worden gezien als respectloze en onwetende buitenlanders. Het is vergelijkbaar met de mensen die een lachende selfie maakten in de crematoria van Auschwitz-Birkenau. Escobar is taboe en samen met zijn naam valt tegelijkertijd altijd een ijzige stilte. Dan de cocaïne, dat is iets van het Westen. In Zuid-Amerika gebruikt bijna niemand cocaïne, buiten de gringo´s dan. Cocaïne komt bovendien niet eens uit Colombia, omdat de cocabladeren hier van inferieure kwaliteit zijn om coke mee te maken. De meeste cocaïnepasta wordt geproduceerd in Bolivia en Peru. Het goedje wordt Colombia binnengesmokkeld en hier wordt er vervolgens poeder van gemaakt om het over de hele wereld te distribueren. Colombia is geen kampioen in het produceren van coke, maar in het verspreiden ervan. Bijna alle cocaïnewinsten gaan naar criminele organisaties en rebellengroepen. Voor de vrede verdiende de FARC 500 miljoen dollar per jaar aan het verhandelen van cocaïne. Elke Colombiaan weet dus dat met het gebruiken van coke, hij of zij de onrust in eigen land faciliteert. Veel politici willen het gebruik en de productie van cocaïne legaliseren en veel jonge mensen vinden dit een fantastisch idee. De winsten gaan naar de staat en de overheid kan de productie reguleren. Helaas is het nog lang niet zo ver, want er is één natie die dat koste wat kost wil voorkomen: De Verenigde Staten van Amerika – Land of the Free, Home of the Brave (of was het Home of the Whopper?). Aan het einde komt toch even dan het terechtwijzende vingertje, het vingertje van de Nafzgers, het vingertje van de lerares. Wij zijn helemaal vóór de legalisering van cocaïne, maar eer het zover is, denk aan de Colombianen voordat je snuift of weer loopt te basen. Er gaat veel ellende schuil achter het lijntje dat voor je op tafel ligt. Ook wij beseffen ons dat nu pas. Zeg voortaan dus maar, zoals alle tieners, lekker ´Ja´ tegen MDMA in plaats van coke. Liefs van ons en tot de volgende keer! Hieronder wat extra foto`s van de afgelopen tijd! De jungle van Guachaca heeft een diepe indruk op ons achtergelaten. Als je alleen bent, tussen het groen en de beestjes, gebeuren er dingen met je. Veel dingen zijn positief. Er is genoeg tijd om na te denken over zonden en deugden, over lusten en lasten en over het verleden en de toekomst. Soms stijgt dat denken een beetje naar je hoofd. Dan heb je niet door dat je met z´n tweeën al een dik uur naar het groene bladerdak aan het staren bent, zonder een woord met elkaar gewisseld te hebben. Slecht nieuws.. Ja, je raakt soms verdwaald in je eigen wereld als er geen mensen om je heen zijn, behalve dan die ene persoon die je door en door kent. Soms leidde dat er toe dat we onszelf groen en geel aan elkaar ergerden, maar omdat je toch nergens heen kunt moesten zulke kwesties snel opgelost worden. Uiteindelijk zijn we er wijzer van geworden, want conflictjes konden nooit écht sudderen, ze moesten meteen worden uitgesproken. Kleine ergernissen worden al snel heel irritant en op die manier denken we dat we weer een beetje een beter mens zijn geworden. Goed, dan toch maar naar het slechte nieuws. Daarmee verklappen we meteen de reden waarom het zo lang heeft geduurd voordat er eindelijk weer een blog online is gekomen. Op een zekere dag, nu zo´n vier weken geleden, waren we erg in ons hum. Onze oude vriend uit Acacías, Lawrence Collingwood, zou ons enkele nachten met een bezoek verblijden. We gingen hem van de bus halen, om vervolgens in de strandtent de wedstrijd tussen Engeland en Tunesië te kijken. We zijn ongeveer 2,5 uur weggeweest en bij terugkomst wilde Rianne een mooie lunch in elkaar zetten. Ze kon de goedkope olie niet vinden, alleen de olijfolie – en daar wilde ze niet in bakken. Niks aan de hand dachten we. Maar toen Yvo de laptop niet kon vinden kregen we argwaan. Olie weg en de laptop kwijt, dat is erg curieus. Yvo ging op onderzoek uit en ontdekte dat de enorme zak kleingeld, die in de slaapkamer van onze gastvrouw en –heer lag, ook verwdwenen was. Vol schrik keek Yvo in zijn portomonnee en zijn vermoeden werd werkelijkheid, al het briefgeld was verdwenen. Hij haastte zich naar beneden en deed de eerste provisiekist open: tortillas, pasta, meel, rijst en nog veel meer, het was allemaal weg. Daarna doken we de schuur in en trokken de tweede provisiekist open. De olie, pasta, rijst, zout, kruiden en nog meer meel waren verdwenen, inclusief de loodzware noodgenerator die er diezelfde ochtend nog naast stond. Ja, er was ingebroken en onze laptop was gejat. Je zou kunnen zeggen dat het onze eigen schuld was, omdat we onze spullen niet achter slot en grendel hadden geplaatst. Daar hebben jullie een beetje gelijk in, maar niet helemaal. We zaten namelijk in niemandsland, op een heuvel in de jungle, ongeveer een halfuur lopen vanaf de eerste onverharde weg. Ons optrekje bevond ons niet eens aan het doorgaande pad verder de berg op. Nee, je moest zelfs een afslag nemen en dan steil omhoog, om het huis te bereiken. Bovendien waren de eigenaren ook erg losjes met hun spullen: de schuur was halfopen en je kon via de achterkant gewoon, door een enorme manshoge opening in de houten muur, de schuur binnewandelen. Het huis was precies zo: de ramen waren open, en zodoende kon je gewoon door de vensteropening klimmen. We deden dat zelf ook toen we op een moment onszelf buiten hadden gesloten. Wie onze laptop heeft gestolen is onduidelijk gebleven, maar we vermoeden dat het arme mensen waren die vooral op zoek waren naar eten. Ze hadden waarschijnlijk weinig verstand van elektronica, omdat ze de oplader hebben laten liggen. Bovendien kunnen ze niets met de laptop, want er zit een wachtwoord op en het besturingssysteem is uitsluitend in het Nederlands. Zelf denken we dat het wellicht de inheemse mensen zijn geweest, die iets verder het pad af in hutjes wonen. Als imperialistische Europeanen is dat niet zo aardig om te zeggen, dus laten we dit even in context plaatsen. We bevonden ons aan de voet van de Sierra Nevada de Santa Marta, het hoogste gebergte van Colombia (de hoogste top is 5700m). Dit is een heilig gebergte en wordt door de inheemse bevolking gezien als het hart van de wereld. Toen de Spanjaarden in de 16e eeuw in Santa Marta aan wal gingen, begonnen ze direct een oorlog met de indianen. In tegenstelling tot veel plaatsen in Zuid-Amerika, hebben de conquistadores deze honderdjarige oorlog verloren. Hoog in de bergen wonen nog steeds de Tayronastammen, die hun eigen cultuur bewaard hebben en niet in aanraking komen met de mensen beneden. Ze hebben hun eigen taal, maatschappelijke systemen en drijven handel met elkaar. Het is een mooie gedachte om naar de bergen te kijken en te bedenken dat daar mensen wonen die er een andere levenswijze op nahouden, die lang geleden de Spanjaarden van hun berg hebben gedreven en een geïsoleerd bestaan leiden, ver van onze wereld. Onder aan de berg wonen mensen die nog steeds tot de inheemse bevolking behoren, maar zich de afgelopen eeuwen toch hebben proberen te mengen met de Spanjaarden. De Castillianen discrimineerden (en de Colombianen nog steeds) de inheemse bevolking en zodoende wonen er indianen onder aan de berg die niet tot de échte inheemsen behoren, noch de Colombianen. Ze krijgen geen onderwijs en geen werk en zijn daardoor gedoemd tot een bedelaars- en dievenbestaan. Het is heel treurig om te zien. We zaten onlangs in de boemelbus en die weigerde de stoppen voor Tayrona´s, gewoon omdat de chauffeur een hekel aan ze had (vermoedden we). Aan de andere kant schoppen de Tayronakinderen tegen de auto´s en motoren van de Colombianen langs de hoofdweg. Als er íemand wist dat er diep in de jungle, ver van de hoofdweg, een huis staat met genoeg eten voor het gezin, dan zijn het wel de straatarme Tayrona. We vonden het daarom ook niet erg van het eten en het geld, maar van de laptop deste meer. We hebben onze les geleerd en we hopen dat de Tayronakinderen, onderaan de berg, nu niet meer doodgaan van de honger. Het leven gaat door! Intussen hadden we een nieuw project gevonden. Vanaf eind juni zouden we drie weken gaan helpen in een hondenopvang in Palomino in het departement La Guajira (het armste departement van Colombia). Tot onze taken zou poeprapen, uitlaten en wassen van de honden, alsmede wat schoonmaakwerkzaamheden in en rond het huis behoren. Goedgemutst begaven we ons naar Palomino. Bij aankomst zagen we direct wat een absurd dorp het is: Palomino is binnen twee jaar de meest populaire backpackbestemming van de regio geworden en heeft op dit moment 75 hostels (op een inwonertal van 5.000). Je zou zeggen dat het toerisme wel wat welvaart heeft gebracht naar het arme dorp, maar niets is minder waar. We vertellen graag wat over de omstandigheden in Palomino. Allereerst de elektriciteit. Die valt gemiddeld elke dag wel een keer uit, en iedereen moet maar afwachten hoe lang dat duurt. Soms drie minuten, maar een paar keer per week wel de hele avond. De hostels hebben mooie aggregaten, maar de arme mensen kunnen dat natuurlijk niet betalen. Dan is er de vuilnisophaaldienst. Die wordt gecoördineerd vanuit de hoofdplaats van de gemeente: Dibulla. Er is één vuilniswagen die vanuit Dibulla naar het westen rijdt. Als hij vol is, moet ´ie terugkeren om de lading vuilnis te lossen. Dit heeft tot gevolg dat de wagen bijna nooit Palomino bereikt voor het donker (als de dienst eindigt). De bewoners van palomino verzamelen daarom hun vuilniszakken op straathoeken en daar gaat eens in de zoveel tijd de fik in. Je ruikt het rottende eten als je dichtbij één van die straathoeken bent. Tenslotte het water. Er is wel een waterleiding, maar de druk is niet hoog genoeg om het hele dorp van water te voorzien. Daarom is het plaatsje opgedeeld in waterdistricten van tientallen huishoudens. Ieder waterdistrict krijg per week één keer de kans om binnen een paar uur hun watertanks te vullen. Wanneer het water in jouw district aangaat, valt niet te voorspellen. Je moet dus goed opletten, want als je te laat bent mis je het water van deze week. De arme mensen hebben geen geld voor een watertank van meer dan 1.000 liter, dus als je niet zuinig bent, verbruik je al je water. Dat gebeurt regelmatig, want je wil toch afwassen, douchen en drinken. In het geval van een lege watertank bel je de watervrachtwagen. Die pompt water uit de dichtsbijzijnde rivier en flikkert dit dan in je tank. Dit rivierwater is bruin en goor. Gelukkig werden we in de hondenopvang voorzien van flessenwater uit de supermarkt, maar de arme gezinnen hebben daar geen geld voor. Dit heeft tot gevolg dat één op de drie kinderen overlijdt voordat hij of zij volwassen is. Ja, jullie lezen het goed, de kindersterfte is daar 33%. Er is geen gezondheidscentrum, behalve de dokter en zijn assistente die elke vrijdag op de markt verschijnen. Er is wel een ambulance, maar die vertrekt alleen naar het ziekenhuis 70 km verderop, zodra hij vol is (we denken dat er 4 zieken in passen). Ons werd geadviseerd dat we bij ziekte, breuken of slangenbeten maar een taxi moesten bestellen, dat zou veel sneller zijn. Vooral onze gastheren in de jungle van Guachaca kende nog wel een regionale taxichauffeur die een specialist was in spoedvervoer naar het ziekenhuis. Slecht water, kindersterfte en rottend vuilnis op de straathoeken. Dat is Palomino. Maar blijkbaar bestaat het dorpje ook uit cokesnuivende backpackers, duur bier in strandtenten, exclusieve dagtripjes en westerse modewinkels (onbereikbaar duur voor de lokale bewoners). Het is daar surreeël. Het leek wel toneel. Samuel Beckett, Eugene Ionesco, Albert Camus, al Yvo´s favoriete absurdisten; het was er niks bij. We raden daarom iedereen aan om 100 jaar eenzaamheid van Gavriel García Marquez te lezen, de Colombiaanse nobelprijswinnaar voor de literatuur. Palomino Animal Soul Zo heette de opvang waar we aan de slag gingen. De toko werd gerund door een veertigjarige vrouw die Karina heette. Een enigszins verweerde vrouw, vol tatoeages. Verspreid over het terrein lagen allerlei new age boeken over geesten, paranormale verschijnselen, de era van aquarius en het Boeddhisme. Wat zullen we ervan zeggen: vooral Yvo vond het allemaal betekenisvol. De eerste nacht mochten we in een cabaña slapen die ze aan toeristen verhuurde (de cabaña was niet van haar, maar ze ´managede´ het hutje alleen. De volgende dag mochten we onze tent opzetten – waarin we zouden slapen. In de advertentie had Karina ons een matras beloofd, maar dit bleken een soort strandlakens te zijn. We herkenden de ´matrassen´ uit de auto van ons vorig project, de honden werden daarop gelegd, zodat ze niet de hele auto zouden besmeuren met zee- of rivierwater. We suggereerden beleefd dat Yvo wel een echt luchtbed zou kopen, maar daar was ze een beetje beledigd over. Die dag gingen we aan de slag, maar we merkten dat Karina niet echt goed was voorbereid. We moesten het terrein harken (logisch) en het toilet schoonmaken. Na twee uur waren we klaar en toen wist ze niets meer te doen. De dag erna vertelde ze ons dat we de muren we konden verven en de honden konden wassen. Toen we vroegen waar de verf was, antwoordde ze dat er geen geld was voor verf en eigenlijk ook geen water om de honden de wassen (het blijft Palomino, natuurlijk). We gingen nog maar eens de badkamer vegen en de straat harken. De dag erna was niet bepaald anders en daarom besloten we om iets aan het chronische geldgebrek te gaan doen. Karina bood namelijk uitlaatexcursies incl. ontbijt aan. Ze maakte maar weinig winst met deze excursies omdat ze weinig tot geen reclame maakte voor dit plan. We besloten haar te helpen en ontwikkelde het volgende idee: we zouden een kraam inrichten om met gratis mangosap mensen op het strand warm te maken voor de excursies (er stonden 5 mangobomen op het terrein, dus we hadden meer mango´s dan we ooit zouden kunnen gebruiken). Daarnaast zou Yvo biografiën voor elke hond schrijven en Rianne bijpassende foto´s schieten. Dit was bedoeld om op facebook iedere hond een profiel te geven en om posters te laten drukken voor op het strand. Karina was gematigd enthousiast, want ze wilde wel dat we bleven schoonmaken. Natuurlijk wilden we dat. We legden uit dat het toilet en de straat echt niet élke dag schoongemaakt hoeft te worden en dat drie keer per week wel voldoende was. Daar was ze het inderdaad mee eens. Vol energie gingen we aan de slag. Rianne schoot foto´s en Yvo interviewde Karina over de honden. Samen deden we een marktonderzoekje op het strand om onze ideale plek en tijdstip uit te kiezen om ons plan te verwezenlijken. Op het moment dat de foto´s en teksten klaar waren en we naar de drukker wilde gaan, trok Karina ons aan ons vestje. Met een bedenkelijk gezicht vertelde ze ons dat we nú het vuilnis weg moesten brengen en het toilet schoon moesten maken. We legden haar uit dat we nu écht naar de drukker moesten, zodat we morgen – op een drukke zaterdag – mensen konden warmmaken voor de excursie op zondag. We konden dan na de excursie het toilet etc. schoonmaken en het vuilnis wegbrengen. ´Maar als de vuilniswagen komt, is dat toch slechts op woensdag?´, merkte Yvo terecht op. Karina wilde ook niet dat we het vuilnis weg gingen brengen, ze wilde alleen dat we het vuilnis dichterbij de deur van het terrein verplaatsten. Want dat was nu, om onbekende redenen, belangrijk. We speelden open kaart en zeiden haar dat we niet snapten hoe het toilet en vuilnis prioriteit had, terwijl we echt nu mensen moesten trekken om inkomsten te genereren. Er was immers niet eens geld voor verf. Karina werd kwaad. Ze vertelde ons dat als we niet NU DIRECT het toilet wilden schrobben en het vuilnis wilden verplaatsen, we konden vertrekken. We waren met stomheid geslagen. Honden uitlaten, wassen, eten geven, we hadden nog niets van dat gedaan. ´Er staat niet in mijn advertentie dat ik jullie initiatief wil met marketing plannen of om me te helpen met geld verdienen voor mijn opvang.´ brieste ze, zoals we dachten dat alleen Riannes schoonmoeder dat kon. We snapten niet wat ze nu precies wilde. Hulp met de opvang of hulp met het huishouden. ´Ik wil gewoon dat jullie alle troep hier opruimen en mijn huishouden doen, zodat ik tijd heb om te doen wat ik wil. En als jullie daar geen zin in hebben, dan mogen jullie vertrekken.´ We hebben altijd al gezegd dat we geen onbetaalde huishoudsters willen zijn. We willen wel fysiek werk doen en schoonmaken, maar niet alleen maar dat. Want om nu het toilet en keuken te schrobben van iemand die graag om 9 uur al een joint opsteekt en vervolgens de hele dag geen energie meer heeft, daarvoor zijn we niet de halve wereld overgegaan. We pakten onze biezen en op dit moment zijn we in Medellín. Vroeger de stad van Pablo Escobar, maar nu Ciudad de Primavera Eterna – de stad van de eeuwige lente. Hier, in één van de veiligste steden van Colombia, zijn we hard op zoek naar een vorig project. Dat is nog makkelijker gezegd dan gedaan, want onze strategie is nu verpest. Normaal gesproken zoeken we een nieuw project een maand van tevoren, maar omdat we nu halsoverkop weg moesten, zitten we werkeloos in een hostel. Duim maar flink voor ons... Wordt vervolgd! Er is veel gebeurd sinds ons laatste blogbericht. We hebben Acacías inmiddels verlaten en vertoeven op dit moment in een boomhut in de jungle. Onderweg hebben we veel dingen gezien en Acacías verlaten was moeilijker dan we dachten, vooral vanwege onze nieuwe vrienden, die we daar moesten achterlaten. Daarom beginnen we dit blogbericht met een verslag over onze laatste week in Hotel New Western. Acacías De tijd vloog voorbij in dit slaperige cowboystadje. In de laatste weken zijn we dik bevriend geraakt met de volwassen studenten uit Yvo’s klas. We werden regelmatig uitgenodigd voor lunch (almuerzo), de zwaarste maaltijd van de dag, of het diner (cena), dat iets lichter is. We merkten dat de Colombianen goed los komen tijdens het eten: we spraken over serieuzere dingen dan in de Engelse les. Natuurlijk hebben we telefoonnummers uitgewisseld en wie weet zien we ze ooit weer. Ook hebben we goede herinneringen aan twee Britten die we in Acacías hebben ontmoet. Laurence en Louise – LoLo and LouLou – werkten in New Western ook als vrijwilliger. Tussen de bedrijven door speelden we graag een potje kaarten, dronken wat bier of aten samen. Het is moeilijk om uit te leggen waarom je sommige mensen meer mag dan de ander, waarom de groepsdynamiek de ene keer wel goed werkt en de andere keer niet. Wie weet blijven we wel te veel Hollanders en houden we van mensen met zwarte humor, die de beide benen op de grond kunnen houden en een dikke huid hebben. We kunnen weinig met Noord-Amerikanen die op reis zijn om hun flow of consiousness te ontdekken. Mensen die hun hand op je schouder leggen en je vertellen: Hey, money isn’t forever, but memories are. Dat kan wel zijn, maar als wij in een goedkoop restaurant willen eten, dan willen we in een goedkoop restaurant eten. Period. Sommige dingen gaan we ontzettend missen. Onze Britse vrienden, onze Colombiaanse vrienden, de lessen, het zwembad, de vriendelijke cowboys (Llaneros) die ontzettend lekker kunnen koken en natuurlijk de empanada-man die elke dag deze Colombiaanse lekkernij aan ons kwam slijten. Wie we niet gaan missen is de eigenaresse. Want die had tijdens het uitchecken, waar ze zelf niet bij was, nog een grote verrassing voor ons. Toen we aankwamen werd ons verteld dat we biertjes tegen gereduceerd tarief á $2.000* aan de bar mochten kopen. Een pizza in het restaurant zou ongeveer $10.000 kosten. De Spaanse lessen – die we verplicht moesten nemen – zouden voor $15.000 over de toonbank gaan. Ten laatste werd van ons verwacht dat we (een groepje vrijwilligers) elke donderdag voor iedereen zouden koken. De totale kosten zouden gedeeld worden door het aantal aanwezigen. De slimme lezer voelt de clou al aankomen. Achter de ruggen van de vrijwilligers had de eigenaresse de prijzen stiekem verhoogd. Waar we rekening hielden met een rekening van ongeveer $800.000 kregen we een nota van $1.200.000 voor onze kiezen. Dit bedrag hebben we geweigerd te betalen, omdat, met de ons vertelde prijzen, het totaalbedrag op $860.000 zou uitkomen. Uiteindelijk zijn we met het meisje dat op de boel moest passen – zielig - $900K overeengekomen. De eigenaresse was er dus niet, maar toen ze terugkwam was ze zo boos dat ze ons direct uit de appgroep heeft gegooid en sindsdien hebben we niks meer van haar vernomen; zelfs geen dankjewel voor al je hulp (vergeet niet dat Rianne 7 uur per dag werkte voor alleen een kamer). Via ons roddelcircuit hebben we later vernomen wat haar antwoord was op de stiekeme prijsverhogingen. ‘It is not my fault, because I’ve told Stig. HE is the one who forgot to tell you, not me.’ Arme, arme Stig… (*= $3.400,-- Colombiaanse Pesos (COP) is 1 euro, het is hier behoorlijk goedkoop) Hieronder de hoogtepunten van onze laatste week in Acacías: Rianne die een Colombiaans ijsje met vruchten eet en Laurence die met een helm en een stok kokosnoten uit de palm probeert te slaan. Nadat Laurence geen succes had, probeerde de Ierse Martin het met een ladder. Wat hij dacht uit de boom te slaan was geen kokosnoot, maar een wespennest. Auw. Bogotá – Santa Marta Na een fijne busrit waarin we twee hele slechte Mexicaanse films te zien kregen, waren we weer terug in Bogotá. Omdat we maar één nachtje bleven, hadden we besloten een goedkoop hostel te boeken. Dat doen we niet meer. Onze kamer was gesitueerd boven een nachtclub en het bed zakte bijna in elkaar. Op woensdag 23 mei vlogen we van Bogotá naar de kuststad Santa Marta. We waren ontzettend blij om eindelijk weer de zee te zien. Gek hoe je de nabijheid van de zee zo ontzettend kan missen, terwijl we helemaal niet zo vaak naar het strand gaan. Door verschillende mensen werd beloofd dat Santa Marta een fantastische stad zou zijn. Het is de plek waar de conquistadores als eerste aan land kwamen in het begin van de 16e eeuw. In Santa Marta staat het oudste, nog bestaande, huis van de Nieuwe Wereld: la Casa de la Aduana. Simon Bolivar, de bevrijder van Latijns-Amerika, is daar gestorven en momenteel is er een prachtig museum in gevestigd. Tenslotte staat in Santa Marta óók de oudste kathedraal van de Nieuwe Wereld en dit witte gebouw is zeker het bezichtigen waard. Buiten deze twee pareltjes is Santa Marta een vieze en armoedige stad (geworden). Het mooiste aan Santa Marta was, denken we, het fantastische hostel waar we zaten. Heel basic – waar we van houden – maar mét airco, vol lieve mensen en een geweldig ontbijt. In de straten van de stad voelden we ons vaak onveilig. We werden vaak nageroepen, onder andere door mensen die ons cocaïne en wiet wilden verkopen – hallo, we komen uit Amsterdam (!) – en door verkopers die uit alle hoeken en gaten kwamen gesprongen. Yvo werd op een gegeven moment verschrikkelijk verdrietig van alle armoede, zeker toen we op een terras zaten en geen enkel gesprek konden voeren omdat we alle verkopers van ons af moesten slaan. Nee, we bevelen het niemand aan, Santa Marta. Later hebben we begrepen dat veel van de verkopers waarschijnlijk Venezolaanse vluchtelingen zijn, die hier aalmoezen bij elkaar proberen te sprokkelen. Hartverscheurend dus. Jungle Na twee nachten Santa Marta was het dan eindelijk tijd om de bus te nemen richting jungle. En wat is het hier prachtig! Je komt er als volgt. Allereerst zeg je tegen de buschauffeur dat je uit wilt stappen bij de ingang van Costeno Beach. Vervolgens wacht je op de mensen die je komen ophalen om op hun huis te passen. Dan rij je 5 minuten de hoofdweg af en sla je rechts een onverharde weg af. Die volg je tot de weg overgaat in een bospaadje. Daar laat je de auto staan. Volg een ruime vijftien minuten het bospad langs de rivier. Sla rechtsaf als je een nog smaller paadje de heuvel op ziet lopen. En na vijf minuten klimmen kom je dan eindelijk aan in het paradijsje waar wij ons nu bevinden. Hieronder de foto’s en alvast een sneak peak van het huis in de jungle. Volgende keer meer! |
Yvo & RianneYvo en Rianne gaan aan de slag in Zuid-Amerika, lees hier hoe ze dat vergaat! Archieven
April 2022
Categorieën |