Yvo & rianne
en suramerica
Wat een ontzettende lange titel, zonder twijfel. Maar dat mag ook wel, we hebben immers al bijna 8 maanden niets meer van ons laten horen op dit blog. Hoewel het een beetje naar uitsloverij riekt, kun je aan de titel goed zien dat er, sinds de laatste keer dat we iets over onze avonturen schreven, veel is gebeurd. Yvo had ondertussen heel veel verhalen in zijn hoofd: dingen uit Albanië die hij wilde uitleggen, wat voor kleurrijke types je daar allemaal hebt en hoeveel vrijwilligers we allemaal voorbij hebben zien komen. Het zou dus zomaar kunnen dat deze blog een enorm lang epistel gaat worden. Maar dan natuurlijk wel een vermakelijke, want we willen jullie als trouwe lezers graag blijven boeien. Laten we maar van start gaan. Sorry! We lieten jullie achter in Albanië, in augustus 2022. We spraken in die blog vooral over hoe Nederland ons soms zwaar is gevallen. Vooral Yvo kon daarover nogal grafisch uitweiden met als geheim ingrediënt enige zwartgalligheid. Dat is helaas niet bij iedereen in goede aarde gevallen. Na de blog nog een aantal keer teruggelezen te hebben durven we wel het wel toe te geven. Yvo was misschien een beetje te kort door de bocht. Bovendien is het natuurlijk een stuk kwetsender als jijzelf of een kennis wordt zwartgemaakt, in plaats van dat er een BN’er in een Radio-1-Column de pineut is. Dat laatste is vaak wel om te lachen, maar het eerste kan zonder twijfel pijnlijk zijn. Daarom in de eerste plaats: sorry! En mochten de gekwetste personen meelezen: er komt ook nog een persoonlijke excuses aan. Nu we deze zware last van onze schouders hebben kunnen afwerpen, gaan we echt beginnen. Kamping Himarë Om met heerlijke nietszeggende woorden te beginnen: het was heerlijk in Albanië. We werkten hard, vaak 6 soms wel 7 dagen per week. Allebei achter de bar. Om vijf uur ’s middags begonnen we en we draaiden de bar tot sluit. In zeldzame gevallen betekende dit tot drie uur ’s nachts. Als tegenprestatie dronken we daarom ook net zo hard als we werkten, naar goed Albanees gebruik. Natuurlijk pas als alle etende gasten klaar waren en de afwas was gedaan. Steevast om half 11, na ons eigen diner, was het Raki-tijd. Na de eerste vier Raki is het de bedoeling dat je de rest van de avond een balanceer-act probeert vol te houden. Je moet zo aangeschoten zijn, dat je wel met de gasten slap kan gaan ouwehoeren, zonder dat je jezelf verliest. Of zoals Yvo dat noemt: over het randje duikelt. Want die Raki is als een soort sirene: alles gaat er zoet van smaken, de lucht, de sigaretten, een kus, het bier en natuurlijk de gesprekken met de gasten. Zoals bij elke sirene, moet je met je schip op gepaste afstand blijven, want anders zuigt ze je mee, zo de afgrond in. Dit balanceren lukte ons redelijk, we zijn misschien maar twee keer de afgrond ingevaren en dat was gelukkig nadat de gasten al weg waren en wij met de twee andere vrijwilligers en de eigenaar alleen met een fles Raki achterbleven. Jullie moeten je voorstellen dat dit sfeerbeeld zich als het ware elke avond herhaalde. Soms waren de avonden minder druk, andere keren juist weer ontzettend. Soms waren er fantastische gasten, zoals de Nederlandse Michiel. Die kon een brandende sigaret, die Rianne vanaf drie meter afstand door de lucht gooide, met zijn mond opvangen. Of er waren gasten die je wel van de berg af zou willen gooien, zoals de Canadese Heather, die vanaf de eerste minuut over alles een mening had, zoals het een echte Noord-Amerikaanse betaamt. We zouden het uren kunnen hebben over wat voor personages we allemaal voorbij hebben zien komen, maar misschien moeten we gewoon even snel, kopjesgewijs, uitleggen wie de hoofdrolspelers waren tijdens dit meer dan 5 weken durende avontuur in Albanië. Denis Meniko Denis, of liefkozend Denisi, is de eigenaar van Kamping Himarë (plus bar en restaurant). Een ontzettend harde werker, en dus ook harde drinker, die maar moeilijk taken uit handen kan geven. Het is een man met een ontzettend lieve glimlach en altijd in voor een feestje. Maar ook een binnenvetter met enorme stemmingswisselingen. Dat betekent dat hij de ene week fantastisch vrolijk is, maar als er zich plots iets voordoet, kan hij een andere toon aanslaan, zijn wenkbrauwen beginnen dan te fronsen en zijn mondhoeken zakken zo’n 3 centimeter. Dan weet je; dit komt deze week niet meer goed. Tot twee keer toe is het zover gekomen dat je dan tegen hem moet zeggen: “Als je ons niet aardig meer vindt, of als je ons zat bent, dan moet je het zeggen, dan zijn we weg.” Het was vaak alsof hij dan pas uit zijn catatonische staat van ontevredenheid kon ontwaken. De favoriete hobby van Denis, goed- of kwaad gemutst, was het uitlokken van moeilijke en pijnlijke discussies. Denis neemt altijd expres een contrapunt in, maar laat dat van te voren niet merken. Hij start een discussie alsof hij je vriend is, maar ontpopt zich al snel als je vijand. Het is een val waar vooral Yvo in het verleden vaak in is getrapt. Nieuwe gasten, die Denis nog niet zo lang kennen, laten zich wel in het web lokken. Zoals een discussie over socialisme – dat wij West Europeanen helemaal niet weten wat socialisme inhoudt. Of een discussie over de oorlog in Oekraïne, dat wij in een narratieve val over Poetin versus de Wereld worden gelokt. We hebben menig geschreeuw aan de bar gehoord. En de discussie eindigde met een triomfantelijke Denis die nog maar een Raki voor zichzelf inschonk, terwijl de getergde gast kwaad en vloekend naar zijn tentje beende. En nee, Denis is geen naargeestige man. Hij is als een kat die zijn prooi uitkiest, niet om hem te doden, maar om ermee te spelen. Omdat het kan, omdat het mag, omdat woorden geen zeer doen. Het duurt alleen vijf jaar voordat je weet dat je de kat een speeltje moet toewerpen, zodat hij wordt afgeleid. “Denis, wij denken er precies zo over als jij, je gebruikt alleen andere argumenten.” Ervin Meniko Denis heeft ook een oudere broer, Ervin. Hoewel Denis de eigenaar is, komt zijn broer in de zomer vaak langs wanneer hij tijd heeft. Ervin is docent kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Tirana. In de zomervakantie verblijft hij twee maanden lang op de camping en doet dan in de keuken alsof hij de baas is, dit tot grote frustratie van Denis. Elke keer als het eten voor de gasten bijna moest worden uitgeserveerd, begon het gekibbel in de keuken. We spreken amper Albanees, maar je hoort aan het tempo, de intonatie en het gegooi met een spatel, dat het niet gezellig is in de keuken, als de twee broers zich samen met het eten bemoeien. Het is een magisch schouwspel van een transactionele analyse: Ervin ontpopt zich tot de grote broer die alles beter weet en Denis zie je krimpen tot de kleuter die hij in vroeger tijden ooit was. Het grillige karakter van Denis zie je nergens terug bij zijn oudere broer. Ervin is de rust zelf. Hij praat graag over kunst, films, literatuur en geschiedenis. We kunnen ons nog goed herinneren dat, toen we 8 jaar geleden voor het eerst op deze camping terechtkwamen, we Denis als onze beste vriend zagen: lekker zuipen en slap ouwehoeren. Maar Ervin is iemand die je met de jaren leert te waarderen. We waren erg verdrietig toen hij weer terug naar Tirana moest om zijn schooljaar voor te bereiden. Gelukkig kwam hij nog één weekendje terug om zich nog één keer te bemoeien in de keuken en met ons over Picasso, Gabriel García Marquez en de Justiniaanse verovering van het West-Romeinse rijk te praten. Raki (Ev.) Rakija (Mv.) Onze allerbeste vriend in Albanië was natuurlijk Raki. Een boel mensen denken bij de naam Raki aan de zoete ouzo-achtige drank uit Turkije. Dat snappen we, maar die vergelijking gaat absoluut niet op. Vanwege de verzuurde Grieks-Turkse relatie, hebben de Turken veel gejat uit Griekenland en andersom, maar heet het dan gewoon anders. Turkse Raki is gewoon Ouzo, Döner is gewoon Giros, Kebab is gewoon een Souvlaki. Vergeet Turkije en terug naar de Balkan, want Balkanraki is iets heel anders. Het is gestookte sterke drank van allerlei vruchten. Kersenraki, Kweeperenraki, Abrikozenraki, Appelraki, Druivenraki en op de Balkan de meest beroemde: Pruimenraki ofwel Slivovitsj. Slivovitsj is de raki naar keuze in voormalig Joegoslavië, en zoals bijna alle raki in Joegoslavië, wordt dit in een fabriek gedestilleerd. En daar hebben de Albanezen een broertje dood aan. Waar de beste druiven in voormalig Joegoslavië worden gebruikt voor de wijn, worden ze in Albanië gebruikt voor de raki. En die raki wordt absoluut niet in een fabriek gemaakt. Alsjeblieft zeg, deze wordt gewoon thuis door oma, of een man die altijd Ilir heet, gestookt. En mijn God, wat is dit drankje lekker. Goede huisgestookte raki is zacht en zoetig. Je krijgt er geen katers van en je belandt langzaam in een heerlijke roes, gevolgd door een dronk, die voelt alsof een Engeltje je naar bed laat zweven. Slechte huisgestookte raki is er ook, want elke batch is immers weer anders. Het kwam zo nu en dan voor dat we een slechte versie in huis hadden gehaald. Zulke raki is scherp, brandt in je slokdarm en zorgt voor een bonkende hoofdpijn de volgende dag. Het grote voordeel van slechte raki was, dat deze snel opgedronken moest worden, want in vele gratis rakis voor ons resulteerde. Albanees, de taal Wie ons goed kent, heeft ons misschien ooit horen vertellen over de Albanese taal. Toch vatten we het graag nog even samen: er zijn veel mensen die denken dat Albanees een soort van Slavische taal is, verwant aan het Servo-Kroatisch of Bulgaars. Dat is niet waar. Als je de stamboom van de Indo-Europese talen googelt, zal je zien dat Albanees, naast Slavisch, Romaans, Germaans, Indisch en Helleens, helemaal alleen staat. De afsplitsing bevindt zich zelfs helemaal bovenaan de stamboom, wat betekent dat Albanees een oeroude taal is. Het splitste zich af van het Oer-Indo-Europees nog vóór het Mycenisch van Kreta, het Dorisch van de Peloponessos en het Oud-Sanskriet van India. Het Albanees bezit zo’n beetje alle klanken die een taal kan bezitten en je kunt de woorden nergens mee vergelijken. Al zijn er door de jaren heen veel leenwoorden opgepikt uit het Turks, Grieks en Latijn. Grappig voor ons Nederlanders is de Albanese ‘R’, die je bijna altijd uitspreekt als een Gooische ‘R’. En de ‘Ë’ met een trema, die je uitspreekt zoals wij doen in: bElangrijk, bEzwaar, gElukkEg. Probeer daarom maar eens dit: Gëzuar (Guh – Zoe – Ahr) Dat betekent: ‘Gelukkig’ of ‘Proost’. Verder zijn er nog mooie combinaties te maken met: Q = Tsj – Qendër – Tsjen – duhr = Centrum Dh = Dhëmton – (Dh als in There (zachtjes dus)) – Dhuhm-Ton = Schadelijk Th = Gjithçka – (Th als in Think (hard dus) = Dzjith – Tsj – Ka = Alles Ë = Zemrës – (omdat het een mooi woord is) = Zèm – Ruhs = Hart Verder zijn dingen raar en andersom. Zo is Jo niet Ja maar Nee en in Po geen Toilet maar Ja. Gekke leenwoorden zijn er ook, zo is Duhani “het roken van tabak”, zoals in Hongarije dit Dohány is. Hoe komt dat Hongaarse woord nou in Albanië terecht? Është betekent “Dit”, zoals Este in Spanje. Nou ja, zo kunnen we nog uren over het Albanees doorpraten. Maar bedenk maar, dat het één van de magische talen is. Oeroud en compleet eenzaam in de taalboom. De Vrijwilligers Een camping zoals Kamping Himarë draait op vrijwilligers. De inkomsten van de Camping zijn helaas niet hoog genoeg om een heel team in te huren. Bovendien hebben we het idee dat Denis eigenlijk niet zo heel veel doet in de winter, dus hij heeft ook geld nodig om de koude maanden in Tirana te kunnen overbruggen. Die vrijwilligers zijn altijd een lot in de loterij, zowel voor eigenaar Denis als voor ons. Toen we aankwamen boften we ontzettend. Er was een heel leuk Hongaars-Argentijns stel aanwezig. Vooral de Hongaar had enorme droge humor. Verder werkte er een Brit als vrijwilliger, Stephen. Een zeer aardige meneer, die zichzelf ontzettend graag hoorde praten. Dat hield in dat het aan onze stemming lag, of we dat eindeloze gezwets aankonden of niet. Na het vertrek van de Hongaar en Argentijnse, kwam er een andere vrijwilliger. Dorian uit Frankrijk. Het was zijn idee om van Nantes naar Istanbul te fietsen en hij had besloten om hier, in het zuiden van Albanië even een pauze in te lassen. De beste jongen had een tentje bij zich, en één paar (fiets)kleding die hij altijd met de hand waste. Zijn lycra broekje en gele (of groene) shirt, hingen dan te drogen in de olijfgaard. Je kunt je voorstellen dat een persoon met maar één paar kleding, die de afgelopen 2 zomermaanden op een fiets heeft doorgebracht, misschien een beetje apart ruikt. Dat was met Dorian dubbel zo waar. Zet een dakloze in een sportschool, laat hem zich 3 uur uit de naad zweten, en je hebt een idee waar we het over hebben. We hebben ons er nog proberen overheen te zetten, maar Dorian bleek eigenlijk ook geen reet te vertellen te hebben, sprak amper Engels, en zag geen werk. Dat laatste komt ook omdat hij nog jong was, dus dat kan gebeuren. Maar instructies vond hij ook maar moeilijk om te volgen. Gelukkig heeft Denis een enorme talenknobbel, hij spreekt Grieks, Engels, Albanees, Italiaans en Frans, dus met Florian kon hij wel enigszins communiceren. Hoogtepunt van ergernis voor Rianne was altijd het gezamenlijke eten met Dorian. Hij at zijn groenten niet op, want ‘Aai doe notte laikuh vedsje-teebels’. Rianne ziet mensen die geen groenten lusten als zwaar inferieur. Daar kan ze uren over oreren: het is een gebrek aan opvoeding en het is een gebrek aan volwassenheid – hier komt Freud ook altijd nog even een duit in het zakje doen. Gelukkig duurde het niet lang of er kwamen nieuwe vrijwilligers aan. Een stel waarvan we eerst niet snapten dat het een stel was. Lukas, een Duitser die weigerde Duits te spreken (vreemd), en Alicia, een half-Vlaamse, half-Waalse dame die geen Nederlands sprak (logisch). Het stel deed ons denken aan een theorie die we ooit op televisie hadden gezien. Je kunt als stel een platonische verliefdheid – of nou ja, dat hangt er vanaf hoe ruimdenkend je bent – ontwikkelen voor een ander stel. We denken dat dit wel zo’n beetje is gebeurd bij Lukas en Alicia. We hadden dezelfde zwarte humor, we dronken in hetzelfde tempo, we hielden allemaal van goed eten en je kon alles tegen elkaar zeggen. Lukas was een fantastische kok en hielp veel mee in de keuken. Alicia was een harde werker en dat betekende dat Yvo niet meer alleen de afwas hoefde te doen. Ons oorspronkelijke plan was om eind augustus nog even Griekenland te gaan ontdekken, maar vanwege onze nieuwe vrienden zijn we zo lang mogelijk gebleven. Wanneer het kon trokken we er met zijn vieren op uit om de omgeving te verkennen. Soms ontmoet je mensen in je leven, die je je hele leven niet zal vergeten. Op naar het Westen! Half september vertrokken we naar Griekenland, om in Igoumenitsa de veerboot naar Ancona te nemen. Nadat we geboekt hadden, las Yvo plots allemaal slechte reviews van de rederij: Grimaldi Lines. We gingen dus een beetje gespannen aan boord. Maar het gezegde was waar: geloof nooit de reviews. We sliepen in een comfortabele hut en het was ontzettend stil aan boord. We dronken op het dek een halve fles ouzo leeg, terwijl we door de Straat van Korfoe voeren. In de verte zagen we Albanië en de lichtjes van de camping liggen, we zwaaiden nog één keer en hieven het glas. We kregen nog een appje van Alicia en van Denis, dat ze inderdaad, daar in de verte, de lichten van ons schip op zee zagen drijven. Die middag daarop kwamen we aan in Ancona, een mooie historische stad, met helaas geen campings in de buurt. Daarom zochten we ons heil iets verderop op, in een stadje met wel veel campings, Senigallia. We zijn gewend dat het in Albanië (en Colombia soms ook) allemaal wat minder mooi en minder luxe is. Maar wat we hier aantroffen? Oude en versleten campings. Geen warm water en schijten moest je nog door zo’n gat in de grond. Ondertussen moesten we wel de hoofdprijs betalen. Omdat een heleboel campings sowieso al weer dicht waren voor de winter – het is toch september? – besloten we de dag erna zo snel mogelijk verder te rijden. We hebben op internet nog gezocht naar campings in Toscane, maar dan ben je zo 60 (!!) euro per nacht kwijt. Ter vergelijking: in Nederland betaal je voor een goede camperplaats ongeveer 15 euro. Die dag zijn we tot ver in de avond doorgereden, tot we in een klein dorpje tussen Nice en Marseille een camperplaatsje vonden. We betaalden 17,50 voor één nacht, dus dat was heerlijk slapen. Omdat we al zo veel kilometers erop hadden zitten, besloten we om in één ruk door te rijden naar Spanje. Dat hebben we inderdaad in een ochtend en een halve middag geflikt. We kwamen aan in het Catalaanse Empurriabrava, waar de campings gek genoeg ook al bijna dicht gingen. We kregen een plek toebedeeld net buiten de camping, omdat er geen camperplaatsen meer beschikbaar waren. De volgende dag moesten we weer verkassen en kwamen erachter dat in Catalonië een heleboel campings al dichtgaan in september. Wil je meer succes hebben, dan moet je verder naar het zuiden: geen probleem. Via pittoreske dorpjes dreven we langzaam af naar Valencia. In een stadje op de grens met Catalonië en Castillië hebben fantastische Raciones gegeten. Raciones zijn vereenvoudigde tapas, zou je kunnen zeggen. Het is een enorm bord met chorizo, manchego kaas, olijven en ham. Als het bord leeg is, heb je sowieso geen honger meer. We zijn daarna terechtgekomen op een camping onder de rook van Valencia waar we uiteindelijk een week zijn gebleven. Deze camping, die ook in het winterseizoen openbleef, lag pal aan het strand. Het had een heel leuk restaurant waar een mevrouw uit Colombia werkte. Na deze camping en het rustige leven aan het strand, hadden we weer wat behoefte aan de stad. Ons oog viel op Murcia. Een mooie stad, maar met hele ruige rafelranden. We zijn op onze eerste voettocht per ongeluk door de zigeunerwijk gelopen. De sfeer was grimmig en het was een enorme puinzooi op straat. Uitgebrande appartementen, waar toch mensen wonen. Vuilnis dat nooit wordt opgehaald. Kampvuurtjes, midden op de stoep. Een hele ervaring, maar daarna zijn we toch maar anders gelopen. Op naar het Zuiden! We waren al een heel eind op weg naar de zuidelijke regionen van Spanje, en hadden wel zo’n beetje bedacht dat we op z’n minst Málaga moesten bereiken. We zetten koers naar een dorpje in Andalusië, waar we weer een week op een camping zijn gebleven, simpelweg omdat het zo goed toeven was. We hadden alleen de grootste moeite met het Andalusisch accent, wat een wirwar van niet-uitgesproken letters en lettergrepen is, gevolgd door een ingewikkelde uitspraak, dat lijkt op het Venezolaans. Men zegt dat de kolonisten in Zuid-Amerika overwegend uit Andalusië komen, en dat het daarom iets weg heeft van Colombiaans, Venezolaans, Peruaans en Panamees. Dat klopt, maar dan is het vermengd met de snelle spraak van de Spanjaarden. We hebben daar in een strandtent ontzettend hard om gelachen met het personeel. We hebben één voorbeeld onthouden. Als je wil zeggen dat een weg of een helling steil is, dan spreek je uit: “[La loma] esta muy empinada.” “[De heuvel] is erg steil.” Maar in Andalusië zeggen ze: “ ‘Ta mu’pina’a” Succes! Na een paar lekkere dagen in Málaga besloten we dat we Spanje wel eens een keertje uit wilden. Maar hoe ga je dat doen, als je helemaal in het zuiden zit? Dan ga je naar één van de pilaren van Hercules, of zoals de Arabieren zeggen: Jabal Tariq. Nee beter nog: The Rock. Gibraltar. We parkeerden de camper op een camperplaats in La Línea de Concepción en namen de bus naar de grens. Een bizarre ervaring. Je ziet die rots, die echt enorm is, al van ver liggen. Dan sta je in het drukke centrum van La Línea en dan is daar ineens een grote grensovergang. Chaos. Een Spaanse douanier nam een vluchtige kijk op onze paspoorten en de Gibraltarese meneer wuifde ons gewoon door. En dan sta je daar ineens. Buiten de EU, buiten de Schengenzone, rode dubbeldekkerbussen, een rode telefooncel en van die rare ronde brievenbussen. City Centre: 1 ½ miles. Miles? Om in het centrum te komen moet je de landingsbaan van Gibraltar Airport oversteken. Daarna kom je in het historische centrum. Het is net alsof je in een drukke winkelstraat in Oxford loopt of York. We hebben er Engels bier gedronken en een heerlijke fles whisky uit Wales gekocht (tegen bodemprijzen natuurlijk). Op de terugweg heeft niemand ons paspoort gecontroleerd en werd er ook niet in onze rugzak gekeken. We hadden dus wel tien flessen whisky mee kunnen nemen. Op naar het Noorden! Eén van de hoogtepunten in Spanje, die vooral Yvo absoluut wilde zien, was het Alhambra in Granada. Voor wie zijn geschiedenis niet helemaal kent: het Alhambra is een Moors paleis, gebouwd door één van de Emirs van het Kalifaat van Granada. In het Alhambra kun je de Arabische invloeden op het Iberische schiereiland het beste beleven. De Arabische mengeling in de Spaanse cultuur is er een die, als je goed kijkt, veel sterker aanwezig is dan je denkt. Je ziet het in de architectuur, je proeft het in de keuken, maar je hoort het vooral in de taal. Woorden zoals Almohada (Kussen), Albahaca (Basillicum), Aceituna (Olijf) en Zanahoria (Wortel), komen allemaal uit het Arabisch. Onze favoriet is de uitspraak Ojalá (Hopelijk), dat letterlijk van de kreet “Oh Allah!” afkomstig is. Wij liepen dus goedgemutst de heuvel naar het Alhambra op. Zonder kaartjes te reserveren, want, zo hadden we gelezen, er staat een automaat waar je de kaartjes kunt kopen. Eenmaal aangekomen bleek het er ontzettend druk. Een mierenhoop was er niets bij. Toen we eindelijk de kaartautomaat hadden gevonden, bleek dat die er maximaal 200 toegangskaartjes per dag uitspuugt, en alleen werkzaam is van 8 uur ’s ochtends tot 12 uur ’s middags. Wij zijn niet van die mensen die onze dagen ver van tevoren plannen. Of beter gezegd: wij plannen onze dagen helemaal niet. We doen elke dag waar we zin in hebben, naar goed Colombiaans en Albanees gebruik. Het Alhambra hebben we dus nooit van binnen gezien, maar de buitenkant was al indrukwekkend genoeg. De (bijna) zinloze exercitie was weer een uitstekend voorbeeld waarom we in de regel toeristische trekpleisters vermijden. Gelukkig was Granada een heerlijke stad en echt voor iedereen een aanrader. Vooral het oude Moorse deel van de binnenstad, met zijn smalle steegjes die eerder aan Marrakesh dan een Spaanse provinciehoofstad doen denken, was zeer de moeite waard. Ook waren de mensen bijzonder vriendelijk. Spanjaarden kunnen óf gastvrij zijn óf ontzettende rauwdouwers. Gezien de hoeveelheid tapas die je hier bij je wijntje gratis kreeg, was er van het eerste sprake. Verder op weg naar het Noorden hadden we nog wel zin in zo’n historische plek als Granada en volgens TripAdvisor was het plaatsje Baeza zeker de moeite waard. Enige nadeel was, dat dit stadje met 10.000 inwoners pas na 8 uur ’s avonds tot leven kwam. Sterker nog, voor die tijd was er geen terrasje open om een biertje te drinken. We kregen zelfs de indruk dat de gemeente het schenken van alcoholische versnaperingen vóór 8 uur had verboden. Met de staart tussen de benen vertrokken we na één dag al snel noordelijker. Yvo wilde zijn verjaardag in de oeroude vestingstad Toledo vieren. Toledo is ook nog een korte alinea waard. Het is een stad die gebouwd is tijdens de Islamitische overheersing van Iberië, ergens in de 7e eeuw en is bovendien volledig ommuurd met drie verschillende citadelringen. Elk straatje was weer een belevenis en we hebben er heerlijk kunnen eten. Al die stedentrips deden ons na een dikke week verlangen naar rust en ruimte en daarom kwam Rianne met het fantastische idee om weer eens in het wild te gaan kamperen, zoals we ook eerder in Griekenland hebben gedaan. We vonden een plekje naast een stuwmeer, ver van de bewoonde wereld, waar we twee nachten hebben gestaan. Wat een rust, wat een ruimte. Dit wilden we wel nóg een nachtje beleven. Vraag alleen is, hoe je dan moet douchen. Eén van de dingen die op Riannes bucketlist stond, was het douchen in een tankstation bij een truckstop. Nou, zo gezegd zo gedaan. Je zou het niet verwachten, maar de douche was van goeie kwaliteit en nog gratis ook. Vlak voordat we vertrokken zag Yvo plots een groen plasje vloeistof onder de camper liggen. Dit hadden we nog nooit eerder gezien en betekent meestal niet veel goeds. Nadat we het oliepeil en koelwater hadden gecheckt zijn we toch maar doorgereden. Naar onze volgende vrijkampeerplek was het een heel steil stuk omhoog over een onverharde weg. De motor had het er maar moeilijk mee in de eerste versnelling. Maar eenmaal aangekomen, was het de moeite allemaal waard. Hoog in de bergen stond een verlaten landhuis met daarnaast een accommodatie voor schoolvakanties, dat zo te zien nog maar weinig werd gebruikt. We waren helemaal alleen. Met het dichtstbijzijnde dorpje respectievelijk 20 en 30 kilometer verderop. Toen de zon achter de bergen verdween, waren er niet eens lichtjes van andere boerderijen of landhuizen te zien. De volle maan bescheen de oorverdovende stilte, die die nacht slechts één keer onderbroken werd, omdat Yvo zo nodig een enorm harde boer door de vallei moest laten schallen. De echo kwam 4 keer terug, totdat de boer uiteindelijk werd opgeslokt door de bossen, de bergen en de vallei. De volgende ochtend zag Yvo vlak voor het wegrijden weer een klein plasje onder de camper liggen en na het openen van de motorkap bleek dat we nog maar weinig koelvloeistof over hadden. Vanaf hier was het alleen maar heuvelaf, dus we besloten om in het eerste de beste dorpje de vloeistof bij te vullen. Zo gezegd zo gedaan en we zetten koers naar Valencia. Daar bleek ons favoriete café kopje onder te zijn gegaan vanwege COVID-19. Na één dag vonden we het alweer welletjes geweest in Valencia en besloten we nog verder naar het Noorden te rijden. Want in het Catalaanse dorpje Santa Susanna heeft Marja, de moeder van Rianne, een caravan staan en was daar – we spreken nu eind oktober – op vakantie. Onderweg naar Santa Susanna werd de motor plots veel te heet op de snelweg, dat was raar, want we zaten toch echt in de minder hete periode. Op de steile wegen in Albanië met bijna 40 graden, hadden we daar nooit last van. De temperatuurstijging gebeurde heel snel en zodra het rode temperatuurlampje begon te branden, zette Yvo direct de motor uit. Het leek allemaal heel gek, want het was alsof de motor niet genoeg koelvloeistof kreeg, terwijl het peil prima in orde was. Toen de motor was afgekoeld, zijn we verder gereden en hebben we tot aan Santa Susanna geen klachten meer gehad. Wat raar! Yvo zou eens gaan bellen met een vriend die er veel vanaf weet en het in Santa Susanna wel oplossen. Op naar Huis! Hoewel het al eind oktober was, hebben we in Santa Susanna nog elke dag in de zee gezwommen. Die was nog heerlijk warm en eigenlijk was het in het water beter toeven dan op het strand zelf. Yvo heeft op de camping het hele koelsysteem doorgespoeld en nieuwe, volledig verse koelvloeistof in de camper gegooid. Op een dinsdag ergens eind oktober vertrokken we richting Nederland en hebben we Marja afgezet op het vliegveld van Girona. Op de steile pas, pal op de grens met Frankrijk, werd plots die klotemotor weer te heet. Dus wij zijn met 60 km/u over de snelweg gekropen tot we het volgende tankstation tegenkwamen. Yvo ging weer onder de motorkap kijken en wat bleek? Alle koelvloeistof weggelekt. HOE KAN DAT NOU? We hadden al over de mogelijkheid nagedacht, dat de koppakking van het motorblok lek zou kunnen zijn. Maar, dan zou je veel olie in de koelvloeistof moeten zien óf witte rook uit de uitlaat moeten zien walmen. Geen van beiden was het geval. Dus maar weer nieuwe vloeistof erin en kijken hoever we komen. Dat ging weer redelijk goed, tot ergens bij Marseille. We hadden het overloopventiel van de vloeistof onder de ruitenwisser geplet, zodat we konden zien wat er gebeurde. Na een uur of anderhalf rijden, begon ons campertje plots alle koelvloeistof eruit te spuwen. Het hele reservoir leeg. Wij weer vloeistof bijtanken en verder rijden. Rianne kwam erachter, dat als ze 80 in zijn vier bleef rijden, de temperatuur op peil bleef en de motor geen vloeistof meer spuwde. Zo zijn we verder blijven rijden tot ver in de avond, tot we vlak voor Lyon waren en wel moesten stoppen om te slapen. Terwijl Yvo bij de automaat van de camperplaats stond te betalen, zag Rianne plots iets gebeuren in haar linkerspiegel. De uitlaat begon plots meer rook te walmen dan het Vaticaan na een succesvol conclaaf. Binnen twee minuten zag Yvo door alle rook de hele camper niet meer. Op nog maar 980 kilometer van huis, is het allerbelangrijkste onderdeel gescheurd: de koppakking. De dag erna belden we de ANWB en de camper werd naar een garage in Frankrijk vervoerd. Over die garages in Frankrijk zijn we nog gewaarschuwd. Volgens ons staat dat zelfs in ons vorige blog. En terecht. “Nee hoor, camper is kapot, naar de sloop ermee.” Vertelden ze ons. “Wat een onzin!” begon Yvo al te briesen. “Ja, maar je koppakking is gescheurd. En dat gaan wij niet maken.” Ze gingen de koppakking niet maken, omdat ze dat uit principe niet doen bij oude auto’s. Onze campermonteur in Amsterdam doet zoiets wel en daarom hebben we in overleg met de ANWB besloten de camper te laten repatriëren naar Nederland. Wij kregen diezelfde dag nog een leenauto; een enorm dikke Volvo met cruisecontrol, lane assist, verwarmd stuur en verwarmde lederen stoelen. In zo’n auto hoef je eigenlijk niet meer te rijden, dat doet ‘ie voor jou. Wij zijn die namiddag nog zover mogelijk gereden en hebben uiteindelijk nog een mooi motel kunnen vinden precies halverwege tussen Dijon en Nancy. De dag erna kwamen we tegen de avond aan in Amsterdam een jaar nadat we zijn vertrokken in 2021. Inpakken en Wegwezen In de maanden oktober en november hebben we natuurlijk de meeste van jullie trouwe lezers nog gezien. Deze maanden waren een kwestie van inpakken, dingen weggooien, dierbaren nog een keertje zien, een opslag huren en de sleutels overdragen aan de nieuwe eigenaren. En dat laatste, met die eigenaren, was nogal eigenaardig. Het huis is gekocht door een Nederlandse man die in Noorwegen woont. Dit appartement kocht hij als investering en zodat zijn zoon en het nichtje van zijn vrouw daarin konden wonen. Zijn vrouw kwam uit Ecuador en haar broer was ook mee. Die meneer had, zoals elke Latijns-Amerikaanse man nogal veel noten op zijn zang. Waarom hij mee was, was ons een raadsel. Yvo probeerde het ijs nog te breken door te zeggen: “Ah, usted es de Ecuador. Que bueno! Y como le va? Que más, bien?” Wat een soort van amicale manier is om te zeggen dat je het beste met elkaar voor hebt. De man begon te zeuren dat de deur naar de studeerkamer klemde en trok vervolgens zo hard aan de klink van de deur, dat hij verbouwereerd en boos met de zojuist genoemde klink in zijn kleine Ecuadoriaanse handen stond. De makelaar begon te bemiddelen alsof haar leven ervan af hing, als een Dutchbatter in Srebrenica. Nadat de makelaar de kopers ervan overtuigd had dat geen ENKEL huis uit 1964 zomaar te bewonen is, zonder ook maar één poot uit te steken, werd de boel gesust. Het enige dat men aan ons huis nu nog moest doen, was op een ladder staan, de bovenkant van de deur even schaven met een schaafje en opnieuw lakken. Zelfs dit was eigenlijk al teveel voor de nieuwe bewoners, maar ze gaven ons het voordeel van de twijfel. De notaris, waar we ook onze huwelijkse voorwaarden hadden laten opmaken, was een jolige man. Dat wisten we al. Niet te serieus en af en toe een grapje. Terwijl wij zaten te ginnegappen met de makelaar, de notaris en met elkaar, kon er bij de Noren en Ecuadorianen geen lachje van af. We konden ze niet beter beschrijven als een stelletje graftakken die met hun verkeerde been uit de baarmoeder zijn getrokken. We hebben er samen met de notaris en de makelaar nog even flink over staan nagiechelen in de hal bij de lift. Maar wat zou het ook: Rien ne va plus, al het geld is nu van u! Vamos, pues! Op 4 december was het dan zover. Vroeg in de ochtend stonden we op om te vertrekken naar Colombia. Een vriend van Marja met een bestelbus zette ons af op Schiphol. Rond 8 uur ’s avonds Nederlandse tijd landden we in Bogotá en stapten we over op een vlucht naar Medellín. Daar, rond 19 uur lokale tijd stond Alex Taximan (die eigenlijk Bohorquéz heet) ons met zijn vriendin op te wachten. We laadden onze koffers in en zetten koers naar Jericó. Bij het beruchte dorpje Bolombolo, waar altijd file is op zondagavond, belandden we in de meest verschrikkelijke file van het afgelopen jaar. En zo kwamen we uiteindelijk, om 12 uur ’s nachts, na 24 uur gereisd te hebben, aan bij El Chuzo de Rami, Estanquillo con Precios Oficiales. En daar kregen we onderstaande ontvangst. Daarmee sluiten we ook deze blog af. En we beginnen snel weer een nieuwe. Want we lopen inmiddels alweer een maand of vier achter. Dikke kussen van ons!
3 Comments
Marja
11/4/2023 21:51:46
Wat een verhaal, lekker lang! 😉🫂
Reply
Guido Nafzger
11/4/2023 23:09:26
Poef, wat een verhaal weer. Heeft mij 2 wijntjes gekost om het allemaal te lezen hier in Dokkum. Jawel waar Bonifatius in 754 werd vermoord. Daar zijn Clarina en ik nu om mijn pensioen bin te zegenen. Ja met lekker eten en drank natuurlijk. Nu afwachten op de volgende blog en hopen dat Yvo zijn verhalen over de Colombiaanse vrienden en burgers opschrijft en en er een mooi boek van maakt.
Reply
Leni Brandenburg
24/4/2023 12:59:41
Hoi Rianne en Ivo,
Reply
Leave a Reply. |
Yvo & RianneYvo en Rianne gaan aan de slag in Zuid-Amerika, lees hier hoe ze dat vergaat! Archieven
April 2022
Categorieën |