Yvo & rianne
en suramerica
Na Colombia voorlopig te hebben verlaten – ja we komen echt terug, dat hebben we gezworen – stortten we op 18 februari uitgeput neer op ons bed in een hostel in Cancún. Vanaf daar nemen we jullie verder naar één van de laatste hoofdstukken van ons verhaal in Zuid-Amerika. Sterker nog: ons verhaal in Zuid-Amerika is eigenlijk afgelopen, want Mexico hoort geografisch bij het Noord-Amerikaanse continent. Maar hé, dat is wel weer genoeg aardrijkskunde, toch? Gringo paradise Enjoy that crazy Cancún lifestyle: cocktails, costa en coke. Cancún is het toeristische centrum van Mexico. Het is een grote stad met parelwitte stranden, exorbitant luxe hotels en een bruisend nachtleven. Het ligt relatief dicht bij Europa en dicht bij de Verenigde Staten. Cancún staat bekend onder zijn troetelnaampje America’s playground en jullie weten wat dat betekent: heel veel Amerikaanse toeristen. Iedereen die wit is, komt uit Amerika, betaalt met dollars en spreekt exclusief Engels. Alom verbaasde gezichten dus zodra wij aan een tafeltje kwamen zitten om op het strand een biertje te drinken. We spreken Spaans, maar ze horen dat het absoluut niet onze eerste taal is. We willen een Spaanstalige drankkaart, want we willen de prijzen in Mexicaanse peso’s zien, omdat we daarmee ook gaan betalen. ‘Hè?’ zie je ze denken, ‘Wie zijn deze mensen?’ Veel mensen konden hun nieuwsgierigheid niet bedwingen en regelmatig werd er aan ons gevraagd waar we vandaan komen. Steevast zeiden we: Holanda en los Paises-Bajos. Een antwoord dat vaker alleen maar meer verwarring zaaide. De slimmerds wisten dat Ajax en PSV uit dat land komen en de dommerikken wisten niet eens op welk continent Nederland precies ligt. Overigens is dat laatste nog helemaal niet zo onnozel, want in Colombia hebben we ooit de vraag gekregen: ‘En de staat Holland ligt waar in de Verenigde Staten?’ Kort in Cancún In Cancún verbleven we maar kort. We weten op dit moment niet of de daar rouwig om moeten zijn, want Cancún was ons iets te groot, iets te heftig en iets te Amerikaans. We zijn maar drie dagen in deze stad gebleven, omdat we in de omgeving geen werk hebben kunnen vinden. Vanuit Colombia waren we al 4 weken op zoek naar een mooi project, maar het mocht niet baten. De projecten die we leuk vonden, zaten vol of reageerden niet op onze oproepjes. Dat is jammer, maar uiteindelijk hebben we hostelwerk gevonden in een stad aan de Stille Oceaankust: meer dan 3 uur vliegen van Cancún. Er zat niks anders op dan een vlucht te boeken naar Guadalajara en vanaf daar de bus te nemen naar Puerto Vallarta – ons nieuwe thuis. Helaas had Yvo zich vergist in de vluchttijden. Toen we onze tas wilden inchecken voor de vlucht naar Guadalajara om 10:20 in de ochtend, bleek dat onze vlucht pas om 10:20 PM zou vertrekken, in de avond dus. Yvo gaf het AM/PM systeem de schuld, wat kon hij anders doen? Puerto Vallarta In Puerto Vallarta gingen we aan de slag in een hostel. De bedoeling was dat we 5 uur per dag, 5 dagen per week achter de receptie werkten. Zo gezegd zo gedaan. Dat receptiewerk kun je natuurlijk doen met twee vingers in je neus. Dat betekende dat we veel tijd hadden om online wat geld te verdienen. Rianne scoorde een nieuwe vertaalklus via haar broer Rens en Yvo kan daar met zijn kennis van het Duits ook een graantje van meepikken. Het hostel waar we werkten heette Chanclas – wat slippers betekent – en werd gerund door de Mexicaanse Erick. Het was een klein hostel met comfortabele bedden (maar krappe slaapzalen – weinig privacy) en een heuse bar met terras op het dak. Dat zorgde regelmatig voor een feestje en we hebben daar natuurlijk meer bier, tequila en cocktails gedronken dan goed voor ons was. Dat resulteerde in uitslapen, soms werken met een kater of chillsessies op het strand. Erick, de eigenaar, hield er een vreemde manier van leidinggeven op na. Een wijze die wellicht in Mexico wat normaler is, maar wij in Europa als inefficiënt beschouwen. Ericks visie was dat baas zijn, betekent dat je helemaal niets hoeft te doen. Moest hij geld wisselen: ‘Yvo, kun je geld voor me wisselen?’ Soms zat hij in de keuken en zat hij naast gasten die hun afwas niet hadden gedaan: ‘Rianne, wil jij even zeggen dat ze hun afwas moeten doen?’ En één keer stootte hij zijn bierflesje om; scherven overal. Hij keek er beteuterd naar. Het duurde wel 20 seconden voor hij zich realiseerde dat niemand hem kwam helpen. Alsof hij stond te dromen ontwaakte hij plots, keek op en knipte twee keer met zijn vingers naar de vrijwilliger die bardienst had: ‘Santiago! Kun je dit even opruimen?’ Gelukkig waren er zat andere leuke vrijwilligers met wie we om Erick konden lachen. We werkten met een bond gezelschap aan nationaliteiten in het hostel. Een Francaise, een Pool, een Braziliaanse, een Zwitser én een Argentijn. Na een week of twee begonnen de dagen in elkaar over te lopen en vergeet je een beetje hoe de weken voorbijvliegen. Werken, zwemmen, drinken, eten wandelen en slapen; dat was zo’n beetje ons ritme. Maar aan alles komt een einde en we zijn in Puerto Vallarta direct op zoek gegaan naar ons volgende – en tevens laatste (!) – project. De bedoeling is namelijk dat we naar Baja California gaan reizen. Baja California is het Mexicaanse deel van Californië: een schiereiland dat zich ruim 1.000 kilometer uitstrekt onder de zuidgrens van de Verenigde staten. Aan de ene kant de Grote Oceaan en aan de andere kant de Zee van Cortes. Of zoals Jacques Cousteau deze zee noemde: l’aquarium plus grand du monde. We hebben wat gevonden, maar hoe het daar aan toe zal gaan, lees je in de volgende (maar nog niet de laatste, dat beloven we) blog! 2 April Deze blog hebben we speciaal op 2 april online gezet. Waarom? Omdat we groot nieuws hebben. Vandaag over precies één maand komen we aan op de luchthaven van Schiphol. Die keuze was nog niet eenvoudig gemaakt. We wilden aanvankelijk eerder terugkomen, rond Koningsdag, maar vanwege Pasen waren de vliegtickets ontzettend duur in die periode. Daarom hebben we besloten om Koningsdag in Los Angeles te vieren en daarna pas terug te vliegen. Ook die keuze was best lastig. Omdat WOW-air gestopt is met vliegen op Los Angeles (en nu helemaal failliet gaat naar alle waarschijnlijkheid) moesten we andere goedkope maatschappijen zoeken. En Amsterdam is best duur in de Nederlandse meivakantie, waarschijnlijk ook precies om die reden. Daarom hadden we aanvankelijk het plan opgedaan om naar Londen te vliegen – de allergoedkoopste optie vanuit L.A. – en daar de Eurostar te pakken naar Amsterdam. Maar vanwege dat Brexitgedoe vonden we dat een tricky optie. Het terugreisplan is daardoor ontzettend omslachtig geworden, maar niet minder spectaculair. Hieronder het schemaatje: Maandag 29 april: 20:00 – Vertrek Los Angeles Intl. (Norwegian DY 7744) Dinsdag 30 april: 15.40 – Aankomst Madrid Barajas Donderdag 2 mei: 10:30 – Vertrek Madrid Barajas (TAP TP 1005) 10:30 – Aankomst Porto (De tijd is geen foutje, denk diep na) 12:30 – Vertrek Porto (TAP TP 0678) 16:00 – Aankomst Amsterdam Schiphol Wie weet zien we jullie daar? Liefs van ons!
4 Reacties
Goedgemutst vertrokken we halverwege januari naar het tropische Cali, de hoofstad én geboorteplaats van de Salsa, om daar bij een theatergezelschap aan de slag te gaan. In hun advertentie stond dat we moesten helpen bij publieksbegeleiding, decorbouw, kostuumontwerp en uitwisseling. Zeker Yvo stond te popelen, omdat hij graag met teksten en vertalingen wilde gaan werken. Misschien zelfs weer een beetje de regievaardigheden bijspijkeren met Spaanstalige acteurs. Helaas, deze droom viel in duigen… Domus Teatro De taxi zette ons af voor het gebouw van Domus Teatro; de knalblauwe gevel sprong in deze rustige straat direct in het oog. Zoals we al op de satelliet en op streetview hadden kunnen zien, wisten we dat dit theater een omgebouwd woonhuis zou zijn. In de tuin was een vlakkevloertheater gebouwd, waar zo’n 90 toeschouwers een uitvoering kunnen bekijken. Onze contactpersoon was er niet en we werden begroet door de schoonmaakster; een praktijk die we vaker zijn tegengekomen. Het theater was van binnen nogal vervallen en zeer stoffig. Op de bovenverdieping, waar we sliepen, waren de plavuizen losgekomen van de vloer. Bovendien stonk het overal ontzettend naar schimmel. Maar één toilet had een bril en de potten zelf stonden daar al zeker een decennium of 4. Nu zijn we écht niet vies van dit soort dingen, maar we maakten ons wel een beetje zorgen wat de theatergangers van dit vervallen gebouwtje zouden vinden. Zeker de schimmelgeur kan als vervelend worden ervaren. Luz Later die middag kwam onze contactpersoon. Luz, een Spaanse voornaam die vaak voorkomt en letterlijk Licht betekent, leidde ons rond door het theaterzaaltje (eveneens zeer vervallen) en vertelde ons het verhaal van het ontstaan van het theater. In de jaren ‘80 was er een theatermaker: Manuel Sierra Rueda. Hij had de wensdroom om zelf een theater op te zetten waar hij kon experimenteren met zijn eigen teksten. Zo gezegd, zo gedaan. Grootste inspiratiebron voor Manuel was Samuel Beckett, de Ierse toneelschrijver waar Yvo een portretfoto van in zijn studeerkamer heeft hangen. Ja, Beckett moet altijd meekijken. Bovendien is het een foto waar Beckett een strenge blik heeft, zodat als Yvo omkijkt om te stoppen hij direct in de krachtige ogen van de norse Ier kijkt. Jullie snappen dat Yvo direct een zekere bewondering voor Manuel had. Sinds de jaren ‘80 maakte Sierra Rueda vele voorstellingen per jaar en heeft ook wat teksten gepubliceerd. Maar in november 2017 sloeg het noodlot toe. Toen Manuel op een ochtend naar het theater wandelde stopte zijn hart ermee. Het was een hartstilstand in de categorie: er is niets meer aan te doen. En in die luttele seconden waarin Manuel het aardse voor het hemelse verruilde, stortte Domus Teatro in. Geen nieuwe teksten, geen regisseur en geen producties. Luz, grote bewonderaar van Manuel – en we vermoeden ook geheime aanbidster of minder geheime maîtresse – wilde koste wat kost de nalatenschap van Manuel veiligstellen. Maar hoe wist ze niet. Ze had een schrijfatelier één keer in de week met een select gezelschap. Waar het kon verhuurde ze de zaal, maar activiteiten waren er klaarblijkelijk niet echt meer. Toen ze in het noorden van Colombia op een kunstzinnige koffieboerderij allemaal vrijwilligers had gezien die de boerderij helemaal opfleurden, besloot ze ook vrijwilligers in te schakelen. Zodoende waren wij het proefkonijn van Luz. Yvo had wel een belangrijke kanttekening bij het verhaal: in de advertentie stond ‘Theatre Group’, maar dat zijn ze overduidelijk niet: Luz is in haar eentje. Dat kwam volgens haar omdat het nu laagseizoen is in theaterland. Pas vanaf maart beginnen er weer voorstellingen. Rianne merkte vroeg daarop waarom ze ons dan nú nodig had. Omdat, zo antwoorde Luz, er veel moet worden opgefleurd in het theater en Yvo zou mooi mee kunnen helpen met schrijfworkshops. Prima, fair enough. Niet helemaal wat we hadden verwacht, maar dat gebeurt nu eenmaal tijdens dit werk. Maar zodra we met ideeën kwamen, werden die eigenlijk direct afgeschoten. Muurschilderingen was maar moeilijk en Rianne had niet echt veel ‘referenties’ vond Luz. Uiteindelijk vond ze toch een mooie plek voor een schildering, in het trapgat naar de kelder. De dag erop maakte Luz duidelijk dat ze alle muren eigenlijk gewoon pastelachtig beige wilde hebben – mogen we even overgeven? Niet lang na die opmerking sloeg een volgend noodlot met kracht door de muur: naast het theater werd een woonhuis gesloopt. De slopers wisten alleen niet waar de ene muur ophield en de andere begon. Zodoende werd er een flink gat gemept in de muur van het theater. Paniek brak uit, want hoe is het überhaupt met de muren gesteld? Moet er niet een architect naar komen kijken? Is het gebouw nog wel stabiel? Van muren schilderen kwam geen hol – pardon – terecht en Luz wist van gekheid niet meer wat ze ons dán moest laten doen. Tot overmaat van ramp viel op een avond ook nog eens alle electriciteit uit, zodat we Luz moesten bellen met de booschap: ‘Luz, no hay Luz, Luz’ (Luz, er is geen licht, Luz) Silvia, Suiza de America We besloten dat het echt veel te frustrerend was in Cali en we besloten na overleg iets anders te zoeken. We vonden iets in Silvia. Een klein dorpje, 2800 meter hoog in de bergen, richting de grens met Ecuador. Silvia wordt ook wel het Zwitserland van Amerika genoemd, omdat de omgeving erg lijkt op Zwitsers landschap. We konden daar aan de slag op een camping. De bedoeling was dat we daar wat werkzaamheden op het terrein zouden verrichten én mooie muurschilderingen zouden maken. Toen we aankwamen bleek Silvia inderdaad mooi, maar absoluut niet zo mooi als Jericó. Toegegeven: we moeten ook niet alles met Jericó gaan vergelijken. De eigenaar van de camping was er niet. In plaats daarvan werd de camping gerund door Diego, een vriend van eigenaar Theo. Diego was aardig, maar een beetje sociaal onhandig, we vertellen nog wel waarom. De eerste paar dagen werkte Yvo veel in de tuin. Hij harkte het hele terrein en deed wat grote planten verplaatsen. Met spierballen en blaren tot gevolg. Rianne werkte inmiddels aan haar ontwerp voor de muurschildering. Tijdens die eerste paar dagen vielen ons een paar dingen op aan Silvia. In het dorpje zelf is geen zak te doen. En dit bedoelen we letterlijk. Geen restaurantjes, geen barretjes, geen taveernes en geen gezellige lunchrooms: absoluut niets. Dat komt omdat het stadje fungeert als hoofdplaats voor de verschillende inheemse stammen in de regio. Onze ervaring met inheemsen is dat ze erg gesloten zijn – dat is helemaal niet gek gezien de geschiedenis – en geen behoefte hebben aan westerse zaken zoals alcohol en taveernes. De inheemse cultuur is veel meer op de familie gericht en het bestaan in de bergen. Na zonsonderdang veranderde Silvia daardoor in een spookstadje. Enige hoogtepunt was de dinsdag: dan verkopen alle stammen hun mooie handwerk op een grote markt. Dat is écht de moeite waard en het stroomt die dag vol met toeristen. Wat Silvia soms ook lastig maakte was haar temperatuur. Overdag een heerlijke 22 ° Celsius, maar ‘s nachts een ijzige temperatuur die rond het vriespunt schommelde. Tsja, en dan lig je in een tent, op een flinterdun matras (we hebben ons er maar overheen gezet), met je heupen op het houtwerp, te rillen van de kou. Na een aantal dagen gingen het regenen. De hele dag. En geloof ons, dan wordt het echt koud. Het dak bleek lek en het hele huis – er was gelukkig wel een huis op de camping – transformeerde tot een waterballet. Er was geen verwarming en de douches waren evenmin warm. De regen werd hagel, waardoor het dag niet meer lekte gelukkig, en toen het eindelijk droog was begon het te beven. Yvo schrok zich het leplazarus van zijn eerste aardbeving ooit. Rianne heeft al eerder gereisd in Azië en is een enorme bikkel. De regen had overigens een nog erger effect dan het lekkende dak. Door de plotselinge komst van de regen was Riannes muurschildering helemaal uitgelopen. We konden dus weer helemaal opnieuw beginnen, maar het weerbericht voorspelde een hele week regen. Door de kou, het harde matras, de koude douches en het lekkende dak, begonnen we ons wel af te vragen of we wel op ons plek waren in Silvia. Onze enige vriend – of dat probeerde we van hem te maken – was Diego. Maar Diego zag ons zoals hij de schoonmaakster zag: werkers die moeten doen wat hij zegt, gezelligheid hoeft niet. Op al onze open vragen gaf hij een gesloten antwoord, hij zonderde zich tijdens het eten expres af van ons, zelfs toen we vroegen of hij niet bij ons wilde zitten, en hij liet ons vroeg opstaan op zondag terwijl er helemaal geen werk was. Wat verlangden we weer naar ons plekje in Jericó. Waarom zijn we toch ooit weggegaan uit Jericó? Cali was een sof en Silvia bleek ook een ontzettende sof. Waarom zijn we toch weggegaan? Er zijn van die momenten dat je elkaar alleen maar hoeft aan te kijken en je weet preciés wat je moet doen. Diezelfde avond stuurden we Jorge, de hostelbaas in Jericó, een bericht. We waren meteen welkom en we werden direct uitgenodigd om dan ook maar meteen zo SNEL mogelijk terug te komen. We verwittigden Diego van ons besluit en zonder de eigenaar ook maar ooit gezien te hebben vertrokken we de volgende dag naar Jericó. We besloten deze keer wel even een dagje pauze te nemen in Pereira, precies op de helft tussen Silvia en Jericó. De oplettende lezer weet dat hij of zij al eerder deze plaatsnaam is tegengekomen. Dat klopt. We namen een dagje vrij in het hostel waar we in juli hadden gewerkt. In Pereira werden we – net als in Bogotá – met open armen ontvangen. Jericó nos reunimos de nuevo Toen Jorge ons zag, na aankomst in Jericó, kon hij ons wel opeten, zo blij was ‘ie ons weer te zien. We mochten in het huis van hem en zijn vriendin aan de slag om daar muurschilderingen te maken. Bovendien kregen we onze privékamer in hun huis. Erg luxe dus! Rianne maakte een fantastische boom met levensechte vogels en Yvo schilderde een wereldkaart in spiegelbeeld. We hoefden niet perse terug naar het nieuwe hostel dat in de vallei werd gebouwd – zie vorige blog. We stelden daarom voor om hun huis verder op te knappen. Zodoende hebben we veel houtwerk helemaal opgeknapt tot grote vreugde van Jorge en Jessica. Ze trakteerden ons zelfs op een kaasdiner met wijn – wow, wat hebben we die avond lekkere kaas gegeten (kaas in Colombia is over het algemeen heel saai). In Jericó zijn we ook hard op zoek gegaan naar een nieuw project in Mexico. Dat was nog behoorlijk lastig, want de meeste projecten zijn in de toeristengebieden en daar is het aanbod van vrijwilligers zeer hoog. Bovendien komen er veel Amerikanen (sorry Sebastian) die daar meer komen feesten dan werken, vrijwilligers hebben daarom niet de beste naam. In de buurt van Cancún – waar onze vlucht ons heenbracht – hebben we helaas niets kunnen vinden. Maar gelukkig wilde een gezellig hostel aan de Stille Oceaankust ons wel hebben, daarover later meer. Want voordat we Colombia gingen verlaten, stond er nog één bestemming op het menu Barbosa & Heiner Wie onze vlog heeft gezien, kan zich Barbosa misschien nog wel herinneren. Het is het kleine stadje in het zuiden van het departement Santander, waar we een maand lang (sept & okt) les hebben gegeven. Onze collega Heiner heeft toen een diepe indruk op ons achtergelaten en we zijn altijd in contact gebleven. Voordat we naar Mexico vlogen besloten we om hem nog een bezoekje te brengen in Barbosa. Heiner had voor ons een hele excursie geregeld naar grotten, spelonken en watervallen. De foto’s kun je hieronder zien. Na Barbosa, op 18 februari – tien maanden nadat we voor het eerst voet zetten op Colombiaanse bodem, was het dan toch echt tijd om dit fantastische land voorlopig te verlaten. En wat een reis was het die dag. Om 8 uur namen we de bus naar Bogotá vanuit Barbosa. Zes uur later waren we op het vliegveld en zo rond 10 uur in de avond stapten we ons hostel in Cancún, Mexico binnen. Zo onwerkelijk, zo veel verschil in één dag. Nu zijn we plots in Mexico. En hoe dát ons vergaat, lees je in de volgende, maar zeker nog niet de laatste, aflevering. Liefs! Zonder teveel gezanik vooraf, sleuren we jullie ons verhaal in. Vlak voor kerstmis hebben we Marja uitgezwaaid op het vliegveld van Cuzco, die daar een vlucht nam naar Lima en verder vloog terug naar Amsterdam. Wat een gezelligheid achter de rug, maar plots waren we weer helemaal alleen… In de vorige aflevering hebben jullie kunnen lezen dat we besloten om niet naar Bolivia te gaan. Dit vanwege de regen én nog iets anders. De algemene persoonlijkheid en sociale cultuur van de meeste Peruanen is ons nogal zwaar gevallen. Veel reizigers en collega’s vertelde ons dat dit in Bolivia min of meer hetzelfde is. Begrijp ons niet verkeerd, we zijn écht geen racisten, maar – vooral in de bergen – zijn mensen zeer gesloten. Alleen het hoognodige wordt gecommuniceerd en mensen houden liever afstand. Lachen, groeten op straat, dansen, drinken en lange gesprekken; het bestaat bijna niet in Peru. Hoewel ons werd gezegd dat de Bolivianen best vriendelijk kunnen zijn, durfden we het toch niet aan. Dat komt omdat Peru ons een beetje zeer heeft gedaan en we leggen jullie graag uit waarom. Auw, Peru! Nos dolía! Peru heeft geen FARC, Peru heeft geen narco’s en Peru heeft geen negatieve reisadviezen. Niets van dit. Peru is bezaaid met archeologische trekpleisters en was het thuis van verschillende wereldberoemde inheemse culturen. Peru hoeft niets te doen, behalve wat foto’s van Machu Picchu te verspreiden, want de toeristen komen toch wel. Honderdduizenden per jaar. En de gemiddelde Peruaan weet dit. Het mooiste is, dat als je wit bent, je automatisch ook toerist bent. Of je nu voor een bedrijf werkt of kindertjes en volwassenen Engelse les geeft: je bent een toerist, of je dat nu wil of niet. En in Peru zijn toeristen lopende zakken geld die zo snel mogelijk geleegd moeten worden. Alles wordt uit de kast gehaald om je zo rap en efficiënt mogelijk leeg te trekken. Heb je niet zoveel geld of sputter je tegen? Dan kun je een flinke tegenreactie verwachten. Zo kost een tuctuc naar het centrum normaal gesproken 3 sol, maar als wij erin stapten was het plots 6. Zo’n gesprek gaat als volgt (in het Spaans natuurlijk) We willen naar het Centrum. Hoeveel? – 6 sol Normaal is het 3 – 5 sol Normaal is het 3 – 5 sol voor het centrum We betalen 3 of we nemen een andere mototaxi – Goed dan… [Gevolgd door nors onverstaanbaar gemompel] En als je dan uitstapt en vriendelijk bedankt en tot ziens zegt, krijg je geen antwoord. Want we zijn gierige toeristen. We zijn één keer vergeten de prijs vooraf af te spreken en toen rekende de taxichauffeur 100 soles in plaats van 40. Meer dan het dubbele. We hebben er uiteindelijk nog 80 van weten te maken – al waren we vergeten dat we hem ook nog een tientje hadden geleend voor de benzine. Hetzelfde gebeurt in kiosken op straat: bier is plots duurder, fris is duurder en een zakje nootjes is duurder. Zelfs op de luchthavens, in een winkeltje, na de douane, wilde een dame Yvo’s wisselgeld niet teruggeven. Hij moest expliciet vragen om het bonnetje, dat ze vervolgens schoorvoetend toch maar aan hem gaf, waarna hij het wisselgeld kon terugvragen. Hij zei (zoek dit maar op): Porque estás así? Porque eso es necesario? Porque eres tan maleducado? Increíble, que maleducado! Een laatste voorbeeld gebeurde toen Yvo zijn mooie Texanas uit Colombia wilde laten poetsen. Of liever gezegd, een man vroeg of hij Yvo’s Texanas alsjeblieft mocht poetsen. Toen Yvo vroeg hoeveel het kost, zei hij: Propina voluntaria; wat zoveel betekent als ‘vrijwillige bijdrage’. Inmiddels waren we flink ervaren met de tactieken van de Peruanen dus Rianne ging vragen in een reisbureautje hoeveel je moet geven als je schoenen worden gepoetst. 2 tot 3 soles was het antwoord. Nadat de schoenen waren gepoetst had Yvo al 3,70 sol in zijn hand. Gewoon royaal doen, zo is Yvo nu eenmaal. Maar nog voor Yvo zijn dinero aan de man kon geven sprak hij: 10 soles. 10 Soles? Maar u zei propina voluntaria. – Ja, maar ik heb voor jou een hele speciale schoenpoets gebruikt. Deze zwarte voor de randjes en die is echt ontzettend duur. Mijn vriendin heeft net gevraagd hoeveel ik je moet geven en er wordt gezegd 2 tot 3 sol. – Dat is niet waar, ze liegen. Ik geloof je niet. – 10 Soles Ik heb 3,70 voor je. – Het is 10 soles [Yvo gaf hem de 3,70 en we verdwenen naar een kroeg] Na drie maanden in Peru hadden we bijna geen vrienden kunnen maken, of althans niet zoals in Colombia. Na drie maanden in Peru zijn we zo vaak genaaid door de inwoners. Na drie maanden in Peru misten we Colombia. We misten Colombia zoals je je ex kunt missen. Peru is een land dat je, zoals een vrouw dat zou kunnen, verleidt met mooie beloften en een ogenschijnlijk prachtig uiterlijk. Maar als je eenmaal bij elkaar bent blijkt het niet te klikken en besef je dat alles met je ex beter was. De wandelingen in de natuur, de dronken avonden, de seks en de avonturen. Ja, alles in Colombia was beter. En dát is waarom we besloten om terug te gaan naar ons favoriete land in Zuid-Amerika. Dat feest kon overigens niet meteen beginnen, want we hadden onze 180 dagen die je als toerist in Colombia mag verblijven al opgemaakt in 2018. We moesten daarom wachten tot 1 januari 2019 en boekten een vlucht voor de dag erna. We vonden een heel tof project bij een theatergezelschap in Cali – de derde stad van Colombia. We konden daar vanaf 15 januari terecht. In de tussentijd moeste we dus iets anders vinden. Een leuk 10-daags project vonden we in Jericó, maar daarover later meer. Koos en Laura In de vorige aflevering schreven we dat we 2 hele gezellig Brabanders hadden gevonden in Arequipa. We kwamen ze toevalligerwijs ook nog eens tegen op het vliegveld in Juliaca. Wie goed heeft opgelet kon lezen dat Koos en Laura ook naar Cuzco gingen. Dat wisten we. Daarom hebben we elkaar op 2e kerstdag opgezocht in een cafeetje in het centrum. Reuzegezellig. We hebben de hele avond geouwehoerd en we weten eigenlijk niet meer waarover. Na een eenvoudige kerst gingen we naar onze laatste bestemming in Peru: de hoofdstad Lima. We hebben daar gewacht tot onze vlucht naar Colombia vertrok én oud en nieuw gevierd. Leuke bijkomstigheid is dat er nog meer mensen oud en nieuw gingen vieren in Lima. De geoefende lezer weet al wie dit zijn. Ja, ze zijn het. Hier komt het. We gaan de namen opschrijven. Het zijn de mensen die je denkt dat het zijn. We gaan het echt zeggen: Koos en Laura. We hebben afgeteld, champagne gedronken en vuurwerk gekeken op de kliffen van Lima. Daarna het uitgaansgebied ingedoken en tot achterlijk laat – we weten weer niet waarom en waar we het al die tijd over hebben gehad – in dezelfde kroeg gezeten en gedronken. Koos en Laura vonden ons geen Amsterdammers, omdat we niet de hele tijd opscheppen over hoe gaaf ons leven is, niet de godganse dag Ubertaxi’s nemen en niet denken dat Brabant 100 jaar achterloopt. Een groot compliment natuurlijk. Dus we hebben besloten dat we Koos en Laura nog maar een keertje moeten opzoeken, zodra we in Nederland zijn. Colombia Na een dag met een gezellige oud en nieuwkater was het tijd om naar Colombia te vertrekken. ‘s Avonds laat kwamen we aan in het hostel in Bogotá waar we al eerder hadden gewerkt. We mochten een kamer betrekken voor de helft van de prijs. Wat een verademing na Peru: hier hebben we óveral vrienden die ons willen helpen, in plaats van ons de zakken leegschudden. Na een relaxte dag vertrokken we naar Jericó. Een prachtig schilderachtig dorpje, hoog in de bergen, waar het leek alsof de tijd stil heeft gestaan. Mannen op paarden, felgekleurde huisjes, koffieplantages, Musica Popular en oogverblindende vergezichten. We gingen daar aan de slag in een hostel. De eigenaren, een Colombiaan en Engelse, waren bezig een nieuw hostel te bouwen in de vallei tussen de koffieplantages. En daar mochten we aan het werk. Yvo heeft de eerste paar dagen hard in de tuin gewerkt, een muurtje gestuct en witgeschilderd. Daarna begon het werk aan een nieuwe muraal, die we samen hebben ingekleurd. We hebben er paardgereden en allerlei andere traditionele dingen gedaan. De 10 dagen bleken eigenlijk véél te kort. We hadden het zo ontzettend naar onze zin in Jericó. Alles klopte. Alles viel op zijn plek. Alles had de juiste eerlijke prijs en niemand wilde ons geld. Toen we een keertje een flink stuk moesten lopen naar het dorp, stopte er een auto naast ons. Waar we heen moesten en of de meneer ons niet even mocht brengen. Natuurlijk, graag zelfs. Met ferm gezwaai en luid getoeter reed hij weer verder toen ‘ie ons bij het hostel had afgezet. Maar, helaas, aan alles komt een einde. Op naar Cali. Naar het theatergezelschap, waar alles nog meer op zijn pootjes terecht zou komen. Toen we aankwamen bleek er alleen helemaal geen gezelschap te zijn. Yvo was zwaar teleurgesteld. Hoe dat afloopt? Dat lees je in de volgende aflevering… Nog één dingetje. We hebben het in ons verhaal over Musica Popular. Dat is als het ware de Colombiaanse versie van een Schlager. Deze muziek is door Colombia onze guilty pleasure geworden. Gelukkig zijn ze niet zo verschrikkelijk als de Schlagers, al zijn de teksten een beetje hetzelfde altijd. Omdat we graag met jullie onze ervaringen delen, kun je hier een Cancion Popular luisten van Jessi Uribe: Dulce Pecado; wat zoveel betekent als Zoete Zonde. Nou, nou, als dát niet over de liefde gaat....? Veel luisterplezier! Hola, qué tal queridos amigos? Nos alegramos que pueden leer nuestro blog de nuevo! Alles kits lieve vrienden? We zijn blij dat jullie opnieuw een blog van ons kunnen lezen. We lieten jullie achter in Chincha. Binnenkort gaat Marja op bezoek komen, maar voor we daar over gaan vertellen, willen we nog iets neerpennen over onze tijd in Chincha. Want Chincha was Peru in volle glorie… Dat wil zeggen: sloppen, armoede en heel, heel veel stof. Maar dat was niet erg. We houden van de plaatsen waar maar weinig toeristen komen. Veel van Alberto’s vrienden vroegen ons ook: ‘Porque Chincha, que buscan en Chincha?’ Oftewel: ‘Waarom Chincha? Wat hebben jullie hier toch te zoeken?’ Engelse les geven was ons vaste antwoord. Maar wat Chincha zo’n voorbeeld van Peru maakte, werd veroorzaakt door het beeld dat wij gewoonlijk van Peru hebben. Hooggebergten met eeuwenoude ruïnes, waar vriendelijke mensen in kleurrijke gewaden een kudde llama’s (dat spreek je dus uit als ‘jama’s’) voortdrijven. Dat beeld klopt alleen in het uiterste zuidwesten. We schetsen daarom graag een accuraat beeld van het gemiddelde Peruaanse stadje zoals je ze vindt langs de kust en in de bergen (in de Amazone is het een ander verhaal). Alleen de doorgaande Pan-American highway is in goede staat. De andere wegen zijn wel verhard, maar vol met scheuren en gaten. Tuctucs rijden door deze straten af en aan, naarstig op zoek naar klanten. Ze toeteren naar iedere voorbijganger, in de hoop een klant op te pikken. Door deze niet aflatende stroom aan tuctucs, hangt er altijd veel uitlaatgas in de straten. Samen met het stof uit de woestijn maakt dit de lucht droog en weeïg. Wij lopen altijd graag, maar dat vergt enige aandacht omdat je anders je scheenbeen kunt breken door een onafgedekte rioolput. Het groen dát er is bestaat uit dorre cactussen en een verdwaalde palmboom. Aan Chincha grenst het dorpje Sunampe. Een woonkern waar men in piepkleine huisjes van één verdieping woont, als ze geluk hebben. De anderen wonen in plastic woninkjes met muren van vuilniszakken en, gek genoeg, altijd een houten deur. Er is geen gemeentelijke dienst die het vuilnis ophaalt, dus al het vuil wordt in de goot gemieterd. Op sommige straathoeken wordt het vuilnis wel verzameld en elke zondag in de fik gestoken met een onwelriekende walm die heel Sunampe en Chincha bedekt. Vermeng deze geur met de altijd aanwezige stank van de vismeelfabriek langs zee (waar viskadavers tot meel worden verwerkt) en je kunt je een voorstelling maken. Naast Sunampe en Chincha liggen de wijnvelden, zoals naast zoveel kustplaatsen in Peru. Peruaanse wijn is best te drinken. Enige nadeel is de bemesting van deze wijnerijen. Wij in Chincha hadden nog de mazzel dat het riool daar onder de grond ligt, maar in Sunampe hebben ze niet zoveel geluk. Daar komt het riool boven om als bemesting én irrigatie voor de wijnvelden te dienen. Ja, de wijn groeit daar op de kak van de bewoners. Als de wind van zee kwam kon je dat goed ruiken. En gek genoeg, op een gegeven moment roken we het niet meer. En welk beeld ook in de hoofden van jullie, lieve lezers, zich heeft gevormd. Wij hadden in Chincha en Sunampe de beste tijd in zo’n beetje heel Peru. Nergens hebben we leven gezien dat zo echt en zo dichtbij kwam. Nog nergens zijn we zo ontzettend niet de toerist maar alleen de ‘vreemdeling’ geweest als in Chincha. Marja Begin december haalden we Marja op van het vliegveld in Lima. Het arme kind had een vliegreis van meer dan 12 uur achter de rug en hoewel het voor ons slechts half 8 was, voelde het voor Marja als half 2. We hadden speciaal voor deze gelegenheid een AirBnB geregeld in het meest welvarende en mooiste deel van Lima: Miraflores. Na twee dagen relaxen begon onze reis door Peru. Voor ons een rare gewaarwordig, want we zijn het reizen helemaal niet gewend. Dat klinkt misschien stom, maar we blijven meestal 3 weken tot 1 maand op dezelfde plek. Dus om nu de reizende toerist uit te hangen, was een totaal andere belevenis. Op naar Paracas! Een toeristische bestemming aan zee, waar prachtige natuur te bewonderen viel. We hebben een boottocht gemaakt naar rotseilanden in zee, waar we ons weer als in Artis voelden. We hebben met z’n drietjes live kennis mogen maken met Blauwvoetige Jan-Van-Genten, Zeeleeuwen en Humboldtpinguïns. Superindrukwekkend! Toch was het, vooral voor Yvo, even wennen om zo tussen de toeristen te zitten. Het was die dag dat Yvo voor het eerst de magische woorden uitsprak: ‘Ik ben blij dat we niet het hele jaar in dit soort tourist traps komen.’ Na onze boottrip hebben we natuurlijk wederom de Peruaanse ceviche gegeten die aan de kust verser dan vers is. Na een aantal dagen zijn we verkast naar Ica. Een woestijnstad waar we al eerder waren geweest toen we in Chincha zaten. Een erg fijne en rustige stad. Ontzettend bekend om de wereldberoemde – bij backpackers althans – Huancachina oase. Die oase is prachtig en geheel gratis om te bezoeken. Wel je eigen bier meenemen want een drankje kost daar ongeveer 4 keer zoveel als normaal. Yvo heeft die dag wel 100 keer gezegd: ‘Ik ben blij dat we niet het hele jaar in dit soort tourist traps komen.’ Maar, hé, het uitzicht vanaf zo’n metershoog duin is het wel waard. Nazcalijnen Na Ica gingen we op naar Nazca. Een klein onbeduidend plaatsje met wereldberoemde archeologische waarde. De stad is genoemd naar de Nazcacultuur, een beschaving die leefde van 200 v Chr. Tot het jaar 1000. De beschaving is bekend om haar lijnen die zijn achtergelaten in de droge woestijngrond, de pyramides in het landschap en de necropolis waar in de open lucht mummies en relieken zijn te bewonderen. Om de lijnen te bewonderen moet je in een krakkemikkig vliegtuigje stappen en elk jaar verongelukt er wel weer eentje omdat de veiligheidseisen niet erg streng zijn. Alberto uit Chincha heeft een keer de stap genomen en hij vertelde ons dat hij geen lijn heeft gezien omdat hij de hele tijd aan het kotsen was van de reisziekte. Bovendien was het relatief erg duur. Tel Yvo’s vliegangst daarbij op en je snapt dat we hebben besloten om ons te beperken tot de Nazca-dingen die gewoon op de grond zijn te bewonderen. Een kleine fotocollage vind je hieronder. Arequipa In Colombia gaat naar elk gat elk uur een bus en in Peru was dit tot nu toe ook steeds zo geweest. Maar blijkbaar houdt het in Nazca op. Daar ging slechts één keer per dag een bus naar onze volgende bestemming: Arequipa. Mede om die reden, kwamen we uitgeteld om 2 uur ‘s nachts in deze bloedmooie plaats aan. We zijn erg blij dat we er toch heen zijn gegaan, want de mensen waren er zeer vriendelijk en je had een tof uitzicht op twee (!) nog steeds actieve vulkanen. En de stad, die zich ook wel la ciudad blanca noemt, was prachtig. Koloniaal met Europese allure. Beetje Bilbao-achtig, maar dan niet aan zee. Op een dakterras in Arequipa kwamen op een gegeven moment twee Nederlanders naast ons zitten, Koos en Laura. Hun openingszin was top: ‘Sorry, we zijn Nederlanders en daar zit je echt niet op te wachten, wij ook niet, maar mogen we naast jullie zitten?’ Koos deed interessant werk: projectontwikkelaar voor Lelystad Airport. Jullie weten wel, dat controversiële stuk asfalt in de polder. En Laura werkte als journalist voor een lokale omroep in Brabant. We missen onze Brabanders uit Den Bosch soms ontzettend, dus Koos en Laura kwam als geroepen. In Arequipa hebben we samen met Marja een knoop doorgehakt. Wat gaan we doen? Samen naar Bolivia of blijven we in Peru. We besloten om samen met Marja naar Puno (aan het Titicacameer) en Cuzco te gaan. Daar zou Marja het vliegtuig naar huis nemen en wij zouden dan Oud en Nieuw in La Paz, Bolivia vieren. Zo gezegd zo gedaan. Op naar Puno, dat op een misselijkmakende 3.850 meter boven zeeniveau ligt. Een hoogte waar je goed ziek van kunt worden. Beladen met cocasnoepjes tegen de hoogteziekte trokken we naar Puno en daar werden we niet direct ziek. Wel flink buiten adem, want de stad ligt tegen een heuvel. We bezochten in Puno de inheemse stammen die op kunstmatige eilanden van riet in het Titicacameer wonen. Erg indrukwekkend, maar tegelijkertijd voelde je dat de ervaring was geconstrueerd voor de toeristen. Goed, het waren echte inheemse mensen, die echt Aymara spraken, maar het feit dat je spulletjes móest kopen en overal voor móest betalen zorgde ervoor dat Yvo die dag weer 100 keer de magische woorden uitsprak: ‘Ik ben blij dat we niet het hele jaar in dit soort tourist traps komen.’ Toen we terug kwamen van onze excursie begon het te regenen. En het bleef regenen, stortregenen, de hele avond, de hele nacht. Ondertussen zakte de temperatuur van een relatief aangename 16 ° Celsius, naar een graadje of 3 á 4. Oh ja, en het dak van ons appartement lekte. Oh, ja en er was geen verwarming. Rianne wilde erg graag weg en we waren blij dat we maar 2 nachten in Puno verbleven. De dag na de verschrikkelijke regennacht was het de bedoeling dat we per bus naar Cuzco, de voormalige hoofdstad van het Incarijk, zouden reizen. De ‘bus’ naar Cuzco Goedgemutst vertrokken we ‘s ochtendsvroeg naar het busstation van Puno. Yvo had de vertrektijden nog eens extra gecheckt op internet. Maar helaas, het mocht niet zo zijn. Vanwege een protest tegen de overheid blokkeerden 100-en mensen de weg tussen Puno en Cuzco. Er reden dus geen bussen vandaag. Maar morgen weer wel, zo werd ons beloofd. De hoogte eiste zijn tol en we waren allemaal een beetje zwak en misselijk. Yvo, de bikkel, weigerde overigens om een cocasnoepje te nemen, omdat hij zich anders ‘gewonnen zou geven’. Kortom, we zouden en we moesten dit ‘stinkhol’, het koosnaampje dat Rianne graag aan Puno gaf, verlaten. Gelukkig heeft elk gat in Peru een luchthaven. Zo ook Puno, zij het in de stad Juliaca, 30 km ten noorden van Puno. Wij dus in de collectivo (en deeltaxi) naar het vliegveld. Daar was helaas geen balie om kaartjes te kopen en tot overmaat van ramp was er een storing op de website, zodat we zo ook niet online konden aanschaffen. Toen het inchecken begon vroegen we het personeel, 1,5 uur voor vertrek, wat we konden doen. Rianne en Yvo namen een tuctuc die ze op volle snelheid naar het winkelcentrum bracht, want daar was de verkoopbalie van LATAM – de luchtvaartmaatschappij. Het einde van dit verhaal? Ja, we hebben het gehaald, op het nippertje. Een uur nadat we in het winkelcentrum stonden zaten we in de lucht en twee uur later stonden we in ons appartement in Cuzco. Leuk detail? Koos en Laura uit Nederland wilden ook met de bus naar Cuzco. Zodoende kwamen we ze tegen op het vliegveld. Helaas moesten ze via Lima vliegen, omdat de directe vlucht naar Cuzco volgeboekt was. Die Nederlanders ook altijd…. Cuzco In Cuzco begon het tot ons door te dringen, zeker bij Marja, dat aan het vertoeven op hoogte wel een prijskaartje hangt. Je slaapt slecht, je eet slecht, je bent slap en eigenlijk de hele tijd moe. Bovendien waren wij, Yvo en Rianne, erg geschrokken van de kou en de regen op de altiplano (de Peruaans-Boliviaanse hoogvlakte). Willen we écht wel oud en nieuw in La Paz vieren en dan daar op diezelfde altiplano aan het werk? We keken wat het klimaat zou gaan doen en op het internet vonden we geen goed nieuws. Het Boliviaanse regenseizoen begint in December en duurt tot Februari. Elke dag regen met een gemiddelde temperatuur van 15 graden Celsius. Niet echt iets om naar uit te kijken. Verder waren we geen fan van de houding jegens vreemdelingen in Peru en ons werd verteld dat dit in Bolivia niet veel beter zou zijn. Tegen onze verwachting in besloten we om terug te keren naar Colombia. Hoe het verder met ons gaat in Cuzco en hoe we afscheid nemen van Marja, dat lees je in ons volgende bericht. We zullen dan ook eventjes kort uit de doeken doen wat onze ervaringen zijn met Peruanen en hoe dat verschilt met Colombianen. Nee, een beetje gegeneraliseer en stereotypering schuwen we niet. We zijn niet voor niets Nederlanders! Hola, estamos aqui de nuevo. We zijn er weer en wederom heeft het zo ontzettend lang geduurd voordat er weer iets te lezen of te zien viel. Voor we ons relaas beginnen, is het misschien leuk om te vertellen waarom we steeds niet toekomen aan het schrijven of filmen van een blog. Dat heeft namelijk alles te maken met ons werk, naast ons vrijwilligerswerk. Yvo heeft namelijk een baantje als contentwriter/redacteur bij het (online) magazine Wijn&Spijs (www.wijnspijs.nl/magazine). Drie keer per week schrijft hij recepten en artikelen over eten en drinken. Daarmee verdient hij een aardig zakcentje per maand. Dit leuke baantje maakte Rianne jaloers en zij heeft daardoor een job gevonden als vertaler Engels-Nederlands bij een webplatform. Daardoor lijken sommige dagen meer en meer op een gewone werkdag: twee uurtjes artikelen schrijven en daarna vijf tot zes uur aan de slag als vrijwilliger. Zo kom je gemakkelijk aan acht werkuren en dan schiet het blogschrijven er een beetje bij in. Er moet natuurlijk wel bier gedronken worden, want als het werk erop zit, lijkt het net vakantie. Het Amazonewoud We hebben jullie achtergelaten met de mededeling dat we in Peru zitten. Daar hebben we als eerste een weekje vakantie genomen om het Amazonewoud te bezoeken. Midden in de Peruaanse jungle ligt de stad Iquitos. Dat is als het ware een stedelijk eiland in het oerwoud. Er leiden geen wegen in en uit, dus de enige manier om de 400.000 inwoners tellende plaats te bezoeken is met het vliegtuig. Zo gezegd, zo gedaan. En wat was het er heet. 35 ° Celsius met bijna 100% vochtigheid. Iquitos zelf is een stad vol vergane glorie. Ooit exorbitant rijk door de rubberindustrie. Maar sinds de komst van synthetisch rubber is de stad straatarm geworden. Prachtig betegelde façades met daarachter de ruïnes van wat ooit een mooi gebouw was. Er tegenover staan houten sloppen, waar naakte kinderen rondrennen die met hun blote voetjes in de modder dartelen. Straatarme mensen, die wel weg zouden willen, maar niet kunnen, omdat vliegen onbetaalbaar is voor ze. De enige optie voor hen zou de boot stroomafwaarts zijn, die ze naar Brazilië voert, maar wat wacht hen daar? Gelukkig zijn er ook positieve verhalen over Iquitos: we hebben daar een apenopvang bezocht en zijn naar een schattig klein dorpje geweest, waar mensen nog – gelukkig en wel – in strooien en houten hutjes wonen. We hebben speciaal voor jullie een, zoals dat heet, quick-cut-compilation gemaakt van beeldmateriaal dat we hebben. Bekijk ‘m hieronder: Tarapoto en Simone Na Iquitos gingen we aan de slag in het stadje Tarapoto. Daar, ook in het regenwoud, woonde een Nederlandse dame met de naam Simone. Ze had een stukje land met daarop vier bungalows die ze verhuurde aan toeristen. We konden haar helpen met het schilderen en opknappen van de bungalows en bovendien wilde ze dat we haar kinderen Nederlandse les gingen geven. We kunnen er lang of kort over praten, maar dit project viel in het water. De kinderen waren zeer ongemanierd – ja, we veroorloven ons dit oudbollige taalgebruik – en ongemotiveerd om Nederlands te leren. Al gauw kwamen we erachter hoe dat precies kwam. Simone had haar kinderen al een stuk of vijf keer van school laten wisselen, “omdat geen enkele school echt goed was voor haar kinderen”. Ze bracht haar koters standaard een uur te laat naar school en haalde ze vaker te vroeg dan te laat ook weer op. Ze had geen man meer, want een relatie hield ze nooit langer vol dan drie jaar. De vorige vrijwilliger had ze al zijn spullen uit het raam gegooid, omdat hij dingen deed die haar niet zinde. Ze veroordeelde onze liefde voor Koningsdag als ‘vals sentiment’ en als de kinderen niet aandachtig bij de les bleven, dan ‘was onze les kaarblijkelijk niet interessant genoeg’. Bovendien bekritiseerde ze liever wat we deden, in plaats van dit te complimenteren. Ja, de sfeer was van meet af aan fantastisch. Yvo heeft nogal een teer zieltje en hij besloot iets van Simones kritiek te zeggen. We zijn immers onbetaalde krachten en spenderen onze tijd bij iemand. Dan mag je best wel eens ‘goed gedaan’ zeggen, vond Yvo. Hoe kunnen we netjes zeggen wat er gebeurde? Simone werd hysterisch. Lachen, huilen en schreeuwen wisselden zich in rap tempo af. Wij (Ief en Rie) wisselden een blik met elkaar en we hadden één van die zeldzame momenten dat je elkaars gedachten kunt lezen. Estamos dejando esta jodida casa! Let’s get the fuck outta here! Gelukkig hadden we al een adresje achter de hand, dus we konden op naar Chincha: een klein stadje drie uur ten zuiden van Lima. Chincha In Chincha gingen we aan de slag als leraar Engels. Daar, in die stad, woonde Alberto. Hij had een oud en knus huisje, waarin hij een opnamestudio had voor muziek en een Engelse school in zijn woonkamer (waar alleen twee stoelen en een tafeltennistafel stonden). Hoe kunnen we Alberto het beste omschrijven? Relatief knap, luidruchtig, Jack Russel-achtig, snel, commercieel slim en een enorm gat in zijn hand. Alberto heeft ons verwend van meet af aan. Een gemiddelde dag, zeker in het begin, ging er als volgt aan toe. Allereerst opstaan en dan met de tuctuc naar El Batán, één van de duurste restaurants in de stad, voor ontbijt. Daarna even relaxen en op naar de eerste les in een kwekerij van wijnranken. Na de eerste les was het tijd voor lunch. Dat deden we in, tsja, waar we maar wilden, want Alberto betaalde wel. Daarna gaven we nog wat lessen tot in de avond, tot het tijd was voor het diner. Ook ditmaal werden we altijd getrakteerd, inclusief wijn en bier. Alles kwam voorbij in Chincha. Ceviche, Chifa (Peruaans-Kantonees), Antichuchos (runderhart op een stokje), Carapulcra (een boerenschotel uit de regio) en heel veel Pisco. Ja, natuurlijk, we zijn verschrikkelijk aangekomen. Alberto had maar wat rare vrienden. Zijn advocaat, Jimmy, kwam vaak over de vloer. Gekker werd het toen er een mevrouw, Rosita, wilde investeren in de Engelse school. Het was nogal onduidelijk waar zij zoveel geld vandaan had gehaald, maar later bleek dat het geld inderdaad uit het criminele circuit kwam. Dat vonden we moeilijk te geloven, want Rosita was – hoe zullen we het zeggen – geen licht in Gods kerk. Wat het e.e.a. problematisch maakte, was dat ze steeds zei dat ze ‘morgen het geld kwam brengen’. Alberto kon daar niet mee omgaan en ging al het geld, dat hij nog niet op zijn rekening had, alvast uitgeven. Ja, sommige Peruanen hebben het sociaal-emotionele niveau van een driejarige. Rosita maakte, misschien verwachten jullie dit al, haar belofte niet waar. Ze heeft het geld nooit gegeven en heeft haar investering teruggetrokken. Tel daarbij alle uitgaven van Alberto bij op, inclusief een malafide accountant die ‘echt wel weet hoe hij belasting moet aangeven’, en je krijgt onderstaand filmpje met een boze Yvo. En toen kwam Marja Maar, zonder gekheid, we hebben een fantastische tijd gehad in Chincha, maar missen Colombia wel een beetje. Hoe dat gevoel afloopt en hoe onze tijd met Marja is geweest, dat lees je in een volgende blog. Voor nu, wat fotootjes uit de maanden oktober en november 2018. Het was ontzettend lang stil. Daarover gaan we lekker niets zeggen, dat laten we onderstaand filmpje voor ons doen! Veel kijkplezier en vergeet niet een reactie achter te laten :-) Daar zijn we weer! Voordat we verdergaan met ons relaas, willen we jullie ten eerste bedanken voor alle goeie reacties die we na ons eerste vlogje hebben ontvangen. We nemen de suggesties ter harte en wie weet komt er binnenkort wel weer een vlog aan. Waar we gebleven waren? Onderweg naar Bogotá. En deze keer niet om een vliegtuig of een bus te pakken, maar om er aan de slag te gaan in een hostel. Bogotá We gaan er geen doekjes om winden: Bogotá is waarschijnlijk de minst leuke stad van Colombia. Het is een langgerekte, betonnen kolos, wiens bevolking veel te hard is gegroeid (en daarmee de stad zelf dus ook). Bogotá ligt op een grote hoogvlakte, de Sabana de Bogotá, op ongeveer 2600 meter. Er heerst een microklimaat, het weer is vergelijkbaar is met Schotland in de herfst. Het is er winderig, tussen de 15 en 20 graden en regen valt er elke dag. Bovendien ligt de stad elke ochtend onder een deken van mist en of hardnekkige bewolking. Nee, bij een hoofdstad die slechts 1.000km van de evenaar ligt, denk je niet direct aan mist, regen en wind. Hoe bar en boos (en lelijk) de stad ook mag zijn, we wisten waar we aan begonnen en we gingen daarom ook goedgemutst richting ons hostel. Hostal Rua 116, waar we achter de receptie mochten gaan werken, bevond zich in een goede wijk in Bogotá: Usaquén. Nou, tsja, goede buurt, laten we het anders zeggen: Usaquén is waarschijnlijk de rijkste wijk van Bogotá. Villa´s, appartementen, dure winkelcentra en hele compounds kun je er vinden. Dat was aanvankelijk een rare gewaarwording, want we hebben inmiddels veel armoede in Colombia gezien. De exorbitante welvaart in Usaquen was een beetje onwerkelijk, zeker als je bedenkt dat rijke wijken vaak aan de arme wijken grenzen. Zo kwam het voor dat je aan de Usaquén-kant van Carrera 7 dineert voor 25 euro per schotel (AUW!) en aan de “andere” kant een hele lunch krijgt voor slechts 2 euro. Het zal jullie dan ook niets verbazen dat aan de ene kant mevrouwen met bontjassen liepen en aan de andere kant de bedelaarskinderen op de stoep zaten. Een harder, medogenlozer verschil tussen arm en rijk hadden we niet eerder gezien. Voor ons was het wel een uitkomst, want de enorme bedragen van Usaquen konden wij niet betalen, dus we deden onze boodschappen mooi aan de ‘overkant’. Dit deden we niet helemaal zonder gevaar, want Rianne zag op een gegeven moment – terwijl ze in de rij van de kassa stond – een hand in haar handtasje verdwijnen. Oplettend als ze is, maakte ze natuurlijk korte metten met dit soort praktijken. Het hostel was door zijn ligging best een unieke plek. Er kwamen weinig toeristen en veel Colombianen. Soms kregen we wel eens toeristen en dat waren altijd mensen die iets avontuurlijker waren, want Usaquén is geen logische bestemming. Vooral veel zakenmensen deden het hostel aan, die voor werk enkele dagen in Bogotá moesten zijn. Op de gemiddelde toerist en zakenman hebben we twee opvallende uitzonderingen weten te ontdekken. De eerste uitzondering heeft te maken met iets wat we al eerder hebben verteld. In de buurt van het hostel zaten namelijk twee medische centra, gespecialiseerd in plastische chirurgie. Dus eens in de zoveel tijd kwamen er een vader en moeder met hun dochter binnen, die enkele nachten boekten in het hostel. Iedereen wist op dat moment hoe laat het was: die gaan hun dochtertje even flink laten verbouwen. En zo geschiedde: op een middag kwam dochterlief binnen met plotsklaps veel grotere borsten. Van je ouders moet je het hebben! Venezolanen Een van onze collega’s in het hostel heette Roman. Roman was een ontzettend fijne meneer (of jongen, hij was 23) die de Spaanse taal zeer goed beheerste. Zelf zag hij zijn interesse in de Spaanse taal als hobby. We hebben veel van hem geleerd, want we konden met al onze vragen bij hem terecht. Bijvoorbeeld over de twee vormen van de verleden tijd en de twee vormen van de toekomst: wanneer gebruik je welke? Roman is één van de vele Venezolaanse vluchtelingen die hun (tijdelijke) heil in Colombia hebben gezocht. Roman raakte door zijn geld heen en heeft een half jaar door de straten van het koude Bogotá moeten zwerven. We weten niet precies hoe, maar op een gegeven moment heeft hij al zijn moed bij elkaar geraapt en is hij in het hostel terechtgekomen, waar hij fantastisch werk verricht (het hostel kan niet draaien zonder hem, terwijl hij – net als ons – slechts vrijwilliger is). Roman is van huis uit bakker en probeerde tijdens onze tijd in het hostel als zodanig aan de bak te komen. Hij heeft namelijk de diepe wens om bij zijn broer te wonen in Belohorizonte in Brazilie. Zijn plan is om een fiets te kopen en via Colombia en Peru naar Brazilie te fietsen. Het is naar Belohorizonte ‘slechts’ 4.500km en hij verwacht de tocht binnen een jaar wel te volbrengen. Dat de Colombianen neerkijken op ambachtelijke beroepen zoals een bakker, helpt hem allerminst. Bovendien willen mensen in Bogotá hem niet aan werk helpen, omdat ze uit principe geen Venezolanen aannemen. Nee, de mensen in Bogotá zijn over het algemeen niet de meest vriendelijke mensen. Het zal wel door de kou komen, maar wij zijn zelf door bedelaars uitgescholden omdat we niets wilden geven. Iemand riep ons zelfs na met: "Heil Hitler! Heil Hitler!" Van stijl zijn de mensen op de koude hoogvlakte niet altijd gespeend. Spaanse les We bewonderden Roman om zijn doorzettingsvermogen en in onze laatste week vond hij plots een baantje al sober. Men was erg tevreden over zijn gastvrije behandeling van gasten en zijn accentloze Spaans. We denken dat hij binnen een half jaar op de fiets richting Brazilie zit. Wie ook uit Venezuela kwam, was onze lerares Spaans. Marja, Riannes moeder, heeft ons namelijk een fantastisch verjaardagscadeau gegeven: een stoomcursus Spaans! Dat heeft ons reuze geholpen, want onze lessen in Acacías in april en mei waren eigenlijk maar een beetje amateuristisch. Het was voor ons alsof het licht aanging, want we spreken momenteel een stuk beter Spaans dan voorheen. Rianne is hier nogal skeptisch over, maar Yvo merkt het verschil. Het is nu zaak om vooral te blijven oefenen. Nu we dit blog schrijven hebben we Bogotá alweer achter ons gelaten en we houden nog even geheim waar we nu verblijven. Want dat kun je namelijk lezen in de volgende blog of zien in een vlog, dat blijft nog even een verrassing. Tot die tijd kun je je vergapen aan de foto’s hieronder. Tot snel en een dikke kus! Hasta Luego! Het klinkt misschien ongelofelijk, maar we hebben een vlog voor jullie gemaakt! Het is vaak slechts een pratend hoofd, maar voor het vermaak hebben we er toch wat foto's tussen weten te stoppen. Veel luister en kijkplezier dus! We vragen jullie wel om een reactie achter te laten. Zou je in het vervolg een kortere vlog willen of is de lengte goed zo? Kunnen we het beter bij het geschreven woord houden of vinden jullie deze afwisseling wel leuk? Laat ons vooral weten wat je denkt en vergeet niet verzoekjes achter te laten: wat willen jullie de volgende keer zien en wat zouden jullie graag willen weten? Liefs van ons! Vandaag gaan we verder waar we zijn gebleven. In het vorige blog konden jullie lezen dat we onszelf een kleine vakantie in Medellín gunden. Rianne boekte een AirBnB in een rustige buitenwijk: het was een, voor ons, superdeluxe 3-kamer appartement met uitzicht over de stad. De eerste nacht hebben we elf uur aan één stuk door geslapen, zo moe waren we van alle projectwisselingen. Tussen 28 juni en 12 augustus, 7 weken, hebben we onder vier verschillende gastheren/vrouwen gewerkt. Tijd dus voor en pauze.
Achtergronden We hebben daardoor mooi de tijd om eens even wat te vertellen over Colombia zelf, wat we meemaken en wat de culturele eigenaardigheden zijn. Voordat we ons daarover uitweiden, eerst wat anders. Naar aanleiding van ons vorige blog vroegen veel mensen waar het Spaanstalige gedicht van Yvo nu eigenlijk over gaat. Is een vertaling mogelijk? Jazeker: Kolibri Je komt, je bent, je gaat, voor ik één keer met mijn ogen heb kunnen knipperen. Maar als je bent, vertraagt de tijd, en kan ik je vleugels zien bewegen, alsof de zonnegod de kamer ingevlogen is. Zoals alle betoveringen in het leven, is ook deze veel te kort. En voordat ik besef, dat ik in gezegend gezelschap verkeer, vervolg jij alweer je weg. De herinnering aan dit stukje extase, zal nooit verdwijnen. En hoewel onze tijd maar kort was hier, nooit zul jij, Kolibri, vergeten worden. Meer achtergronden Goed, we hebben wat smeüige observaties voor jullie, lieve lezers. Want Colombia zit vol eigenaardigheden. In Colombia is het schoonheidsideaal van de vrouw belangrijk. Zo belangrijk zelfs, dat dit een beetje doorslaat. Plastische chirurgie is hier een ding, een enorm ding. En als je dit eenmaal op hebt gemerkt, zie je het overal en kun je niet meer stoppen met kijken. Vooral voor Yvo was dit een grote teleurstelling. Aanvankelijk vroeg hij zichzelf af hoe het toch komt dat bijna alle Colombiaanse vrouwen rondborstig, rondbillig en vollippig zijn. Nu het antwoord 'chirurgie' blijkt te zijn, vindt Yvo de Colombiaanse vrouwen een stuk minder aantrekkelijk. Laten we onze voormalige gastvrouw uit Hostel Casa de Verano, Alejandra, eens als voorbeeld nemen. Toen we op een avond alleen met haar waren, of althans, toen haar Franse vriend er niet bij was, begon ze plots over plastische chirurgie te spreken. We moesten raden wat er verbouwd was aan haar. Uiteindelijk, dankzij vereende krachten, kwamen we erachter dat het haar neus en kin betrof. We vonden al dat ze een vreemd onnatuurlijk gezicht had, maar nu wisten we dus waarom. Alejandra drukte ons wel op het hart dat we dit haar vriendje niet mochten vertellen, want die had een hekel aan plastische chirurgie. Soms is het maar moeilijk, vooral voor Yvo, om je oordelen niet hardop uit te spreken. Alejandra ging verder over de chirurgiecultuur in Colombia. Haar zus heeft namelijk helemaal niets met het schoonheidsideaal in Colombia. Zuslief was dus behoorlijk boos toen haar moeder op een dag tegen haar zei: `Lieve schat, zou jij niet eens iets aan je borsten laten doen, want het is wel een beetje een zielige voorgevel, vind je niet?` Alejandra kon er wel om lachen, omdat ze weet dat haar moeder een beetje oppervlakkig is, zo liet ze ons in ieder geval weten. Wat ze ons verder nog uit de doeken deed, was dat dochters hier voor hun sweet sixteen een borstvergroting, bilvergroting of weet-ik-veel-wat-voor-correctie cadeau krijgen. Dit beperkt zich natuurlijk exclusief tot de vrouwen, want de mannen zijn hier over het algemeen dik, lelijk en onverzorgd. Wie weet dat er daarom zoveel vrouwen op Europeanen vallen. Yvo is, in vergelijking met de Colombianen, verzorgd, lang en dun, terwijl hij in Nederland klein, iel en soms als een stoffigerd wordt gezien. De implicaties van de plastische chirurgiecultuur in Colombia zijn groot. Er zijn ontzettend veel chirurgen zonder vergunning actief en daardoor lijden veel mensen onder de gevolgen van een mislukte operatie. De overwegend katholieke inwoners zien dat als een straf voor hun ijdelheid, maar aan de andere kant zet iedereen druk op elkaar om er zo mooi mogelijk uit te zien. Als je geen dikke tieten, billen, volle lippen, strakke buik en een gelift gezicht hebt, hoor je er niet bij. Soms verbouwen de dames zich tot in het absurde: we zagen laatst in de supermarkt een vrouw die haar billen zodanig had verbouwd, dat je er kopjes thee op kon zetten. Het zag er niet uit. Yvo kan overigens maar niet wennen aan het beeld van een vrouw van in de vijftig, die haar tieten – vergeef ons het taalgebruik – strak onder haar kin heeft laten verbouwen. Los Colombianos De Colombianen zijn open en vriendelijk, maar tegelijkertijd zijn ze ook asociaal en bot. Hoe gaan we dit nu eens uitleggen, zelfs op dit moment zitten daar haken en ogen aan. Soms kun je niet helemaal goed uitleggen waar het aan ligt en kom je alleen met voorbeelden aan. Dat vinden we een beetje een zwaktebod, dus laten we het gewoon – essayistisch – proberen te analyseren. Allereerst onze ervaringen tijdens het aankomen bij onze projecten, die zijn over het algemeen niet positief. We zijn één keer hartelijk ontvangen door onze gastheer en gastvrouw en dat waren Lee en Cressida uit Engeland en Canada. De Colombianen waren OF niet aanwezig, OF hadden geen tijd. Onze gastheren en vrouwen waren gastvrij in de zin dat we mochten doen alsof we thuis waren, zonder onszelf zorgen te maken. Dat is natuurlijk fijn om te horen, maar van mensen die zichzelf in hun advertentie aanprijzen als de meest vriendelijke en gastvrije mensen in Latijns-Amerika, valt het ons een beetje tegen dat we bij aankomst altijd aan ons lot werden overgelaten (soms voor meerdere dagen). Dan is er het sociale verkeer. Men vraagt zelden of men mag passeren. Men vraagt zelden iets. Wat men doet is duwen, duwen tot je uit hun weg bent. Oud, jong en onze leeftijd: duwen is het credo. In de rij van de supermarkt, op straat en in het verkeer, douwen tot je een ons weegt. We waren laatst in het museum en toen trok er een jongetje aan Yvo`s rugzak, omdat hij het beeldje in de vitrine wilde zien. We denken zelf dat dit functioneert in deze samenleving, omdat iedereen het doet, maar voor ons is het natuurlijk enigszins onbeleefd. Dit duwfenomeen manifesteert zich ook bij de slager en in de supermarkt. Laat je ruimte, dan piept men gewoon voor, pech voor je. “Quién fue a Sevilla, perdió su silla.” Als jij niet snel genoeg zegt wat je wilt bij de groenteboer, omdat je bijvoorbeeld tijd nodig hebt om het geheel in je hoofd te vertalen, dan heb je pech, want iemand anders zal snel van de gelegenheid gebruik maken om jouw beurt in te pikken. Al met al vermoeden we dat het vooral integratie is. Als je weinig Spaans spreekt, of hier maar een paar weken blijft, merk je dit soort dingen niet zo. Maar als je eenmaal een aardig woordje mee kunt praten en mensen met je in discussie kunnen gaan, ontdek je de diepere lagen van de samenleving. Zoals een moment vorige week. Yvo stond af te rekenen en het kassameisje vertelde heb de hoeveelheid aan wisselgeld. Haar collega, die ook bij de kassa stond, zei daarop: “Ach, hij verstaat toch niet wat je zegt, dan hoef je het ook niet te vertellen hoeveel hij terugkrijgt.” Que pena, por que Yvo lo entendió. Rode gezichten alom. Colombianen zijn leuk en ze zijn gastvrij, dat is waar. Maar onze vrienden hier zijn lang niet zo gastvrij als de Surinamers en al helemaal niet zo vriendelijk als ze zelf willen geloven dat ze zijn. Sterker nog, we vinden ze vaak op Nederlanders lijken. Je maakt goede vrienden met ze, zodra je eenmaal in hun inner circle terecht bent gekomen. Maar daarbuiten kun je maar beter naar hun pijpen dansen en kopen wat ze je aanbieden, want anders kan er wel eens een boze en onbegrepen Colombiaan tevoorschijn komen. Niets eigenlijk wat een beetje geduld niet kan oplossen. Wat we kunnen leren van Colombianen? Hun ontspannenheid over werkelijk alles. Zo is onze zwarte buurman een neger (Hola, negro!), zijn wij aapjes (Hola, monos!) en moeten we onszelf vooral nergens druk over maken (No se preocupen!) In de volgende aflevering beloven we jullie dat we eindelijk uit de doeken zullen doen hoe Rianne dertig wordt en hoe Sebastian – onze maat uit een Verenigde Staat – ons met een bezoek komt verblijden. Hieronder een kaartje van Colombia zodat jullie in perspectief kunnen zien hoeveel we van het land hebben kunnen zien. De oplettende kijker kan al zien waar we op dit moment zitten! Liefs van ons! Daar zijn we dan eindelijk weer eens een keer. Het is inmiddels bijna twee maanden geleden dat we iets van onszelf hebben laten horen en dat spijt ons verschrikkelijk. We hebben goed nieuws, want eindelijk hebben we weer een laptop. Dat betekent dat we ons uiterste best gaan doen vanaf nu op een regelmatige basis iets op te schrijven. We hebben een hoop te vertellen en er is een hoop gebeurd. We hebben in een recordtempo korte werkprojecten afgerond en dat heeft de nodige stress en verhalen met zich meegebracht. Omdat we jullie niet willen vermoeien met een enorme lap tekst, gaan we het in stapjes uit de doeken doen. Vandaag de eerste aflevering. Doei Pereira! We moeten zelf ook even graven, maar we hebben jullie achtergelaten in het Kolibri hostel in Pereira, Risaralda. De Nederlandse Daniel en Colombiaanse Alexa moesten destijds nog ontdooien. Om een lang verhaal kort te maken: dat is zeker weten gebeurd. Rianne heeft hoge ogen gegooid door een voorstel te doen voor een muurschildering (het resultaat kunnen jullie hieronder vinden). Alexa was zeer enthousiast. Yvo vond dat hij niet kon achterblijven en hij schreef een gedicht speciaal voor het hostel, dat hij – in het inspirerende bijzijn van Rianne – op een groot doek heeft geschreven. Alexa was zo blij met het eindresultaat dat we gelijk nog een andere muur mochten versieren. Zo prijkt nu op ons WorkAway profiel dat we echte inhouse kunstenaars zijn. Het is ontzettend gaaf om de vrijheid te krijgen met zaken zoals muurschilderingen. Je leert dat je dingen kunt, die je niet voor mogelijk hield. Regelmatig hebben we ons in Nederland geremd gevoeld in onze ontwikkeling, want je mag pas iets doen als je de papieren hebt, en buiten dat lijkt er altijd wel iemand beter dan jij. Fijn is het om je zo gewaardeerd te voelen en de ruimte te krijgen om wat aan te modderen (wat later dus geen aanmodderen bleek). Na twee weken en twee dagen in het Kolibri hostel vertoefd te hebben, moesten we helaas weg. Het werk was op. We hadden via WorkAway een hostel gevonden in Santa Fé de Antioquia, ten noorden van Medelín, waar we achter de receptie en bij de bar mochten werken. Tegelijkertijd moesten we een ander hostel in hetzelfde plaatsje teleurstellen: ze hadden onze sollicitatie beantwoord, vlak nadat we aan dit hostel hadden toegezegd (Onthoud deze anekdote). Voordat we verder schrijven, trakteren we jullie eerst op wat foto's. Eindeloze busrit en een tussenstop in Medellín Om in Santa Fé te geraken, moesten we overstappen in Medellín. Het duurde vanwege wegwerkzaamheden eindeloos om daar te komen. In plaats van vijf uur, duurde de busrit 9 uur. Vooral Yvo was erg chagrijnig. Er zat niets anders op: we zochten ons oude hostel in Medellín op om de nacht daar te spenderen. Onderwijl stuurden we het hostel in Santa Fé een appje dat we een dag later aan zouden komen. Diezelfde avond kregen we meteen een appje terug: That´s fine, but please be advised that we have some trouble. We´ll tell you all about it tomorrow. Wat nou weer.. Santa Fé de Antioquia is maar een klein uurtje van Medellín verwijderd. Het is een prachtig koloniaal dorpje, gelegen in de Caucavallei. Op slechts 400 meter was het daar zinderend heet, maar de omgeving maakte een hoop goed. Santa Fé was heel lang de hoofdstad van het departement Antioquia (het departement dankt haar naam aan het plaatsje), maar is eind 19e eeuw van de troon gestoten door het groeiende Medellín. Eenmaal aangekomen bij het hostel was direct duidelijk wat het probleem was, waarover we een dag eerder een bericht hadden gekregen. Het zwembad was lek en daardoor moest het hostel dicht. Bovendien had de eigenaresse een foutje gemaakt en een ander koppel dubbel geboekt, hierdoor waren er dus veel te veel mensen in een hostel dat niet eens draaiende was. Rianne begon goedgemutst aan een volgende muurschildering, maar Yvo voelde zich nogal verloren. Er waren simpelweg teveel mensen. Bovendien wilde één jongen – Phil uit Schotland – maar wat graag laten zien hoe handig hij was (waardoor Yvo niet echt aan de bak kwam). De eigenaresse kwam een beetje kil over en ook dat droeg niet bij aan Yvo´s zelfvertrouwen. Toen bleek dat de reparatie van het zwembad nog zeker een week ging duren, besloot de eigenaresse het hostel potdicht te gooien omdat ze naar het beroemde Feria de las Flores in Medellín wilde gaan. Er was maar plaats voor één koppel in het vrijwilligersappartement aan de overkant van de straat en ze besloot dat het ons niet gegund was. Yvo boos. Maar Yvo doet de laatste tijd erg zijn best om constructief boos te zijn. Dat bracht hij deze keer in de praktijk door de eigenaresse en haar Franse vriend te dicteren dat het zijn van een gastvrouw voor vrijwilligers veel verantwoordelijkheden met zich meebrengt. Je moet voor iemand zorgen, omdat iemand in een ver buitenland zijn vrije tijd opoffert om voor jou gratis te werken. “Jullie hebben bovendien een koppel dubbel geboekt en dat spreekt het niet erg voor jullie verantwoordelijkheidsgevoel.” De Colombiaanse Alejandra en haar Europese vriend Florián (wat strikken die Colombianen toch Europeanen aan de lopende band...) keken een beetje beteuterd voor zich uit. Kort daarna verdwenen ze de stad in en keerden de hele avond niet terug. Bij terugkomst bleek ons een grote verrassing te wachten: ze hadden twee vrijwilligersplekken gevonden in een ander hostel in het stadje. Toevalligerwijs het hostel dat we hadden moeten teleurstellen een week eerder. Enige voorwaarde om aan de slag te gaan was het voldoende beheersen van het Spaans, en daar waren we nou net een beetje onzeker over... Green Nomads In Green Nomads Hostel, het hostel waar we tijdelijk achter de receptie mochten komen werken, was het Colombiaans als vanouds. De eigenaresse wilde ons daar om half negen ontmoeten, maar vanzelfsprekend was ze er niet. Haar moeder zou ons anderhalf uur later wel kunnen ontvangen. Zo gezegd zo gedaan: anderhalf uur laten zaten we met de moeder rond de tafel. Tot onze verbazing was er helemaal geen gesprek, nee, de moeder begon meteen te babbelen wat onze taken zouden zijn in (vaak onverstaanbaar) Spaans. De moeder heette Ruth: een dikke vrouw van rond de zestig. Haar kledingkeuze verried dat ze zichzelf niet zag, of wilde zien, als een dikke zestiger. We konden de vetkwabbetjes tellen, maar aanvankelijk ergerde we ons daar nog niet zo aan. Evenmin ergerden we ons aan het feit dat we haar niet konden verstaan, we dachten immers dat het aan ons lag. Pas toen diezelfde avond de dochter eindelijk arriveerde, begrepen we dat de moeder het onverstaanbare Paisa-dilect sprak – want de dochter konden we bijna woord voor woord verstaan. De eerste paar dagen ging het prima in het Green Nomads hotel. Maar Ruth, de moeder van de eigenaresse, woonde in het hostel en dat begon ons helaas langzamerhand parten te spelen. Geen moment liet ze ons met rust en geen moment vertrouwde ze ons. Elke interactie die we met de gasten hadden, onderbrak ze om ons gesprek over te nemen. Er was zelfs een moment dat Yvo een drankje verkocht aan één van de gasten en Ruth niet geloofde dat hij Postobon met druivensmaak had verkocht. "Nee”, sprak Ruth, “Jij hebt het drankje Hit! verkocht, jij weet alleen het verschil niet tussen de twee, omdat je de Spaanse taal niet machtig bent.” Rianne moest tussenbeide komen om Ruth ervan de overtuigen dat Yvo toch echt Postobon Uvo (druif) had verkocht. Op een gegeven moment werd het maandag, de dag dat de doordeweekse regels ingingen – alleen wisten we dat toen nog niet. Nietsvermoedend dronken we wat rummetjes met enkele gasten van het hostel. Bovendien was er een verliefd stelletje in het zwembad nog plezier aan het maken. Ruth kwam om tien uur in haar knalroze, strakke topje (incl. zebralegging) naar buiten en vertelde ons en de gasten doodleuk dat we allemaal naar binnen moesten en naar bed. We snapten er geen bal van. “Doordeweeks gaat alles dicht om 22u, want dan ben ik moe. Ik wil ook een keer slapen.” Goed, dachten we, dan drinken we binnen wel wat. Maar ook dat mocht niet. We hadden de keus: cama o calle – Naar bed of de straat op. We waren niet zo aardig tegen Ruth en hebben die avond min of meer afgedwongen dat we wel van het terras gebruik mochten maken. Toch hing er vanaf dat moment een gekke sfeer. Ruth bleef zich bemoeien met hoe we afwasten, welk servies we gebruikten en of we de koffielepeltjes wel direct na het roeren afwasten – want dat was volgens haar de bedoeling. Toen de daaropvolgende dag de onbekwame handyman – die heb je veel Colombia – het zwembad verpestte door er 3 liter in plaats van 30 centiliter chloor in te gooien, was voor ons de maat een beetje vol. Het zwembad ging de komende drie dagen dicht (er was een hittegolf: 38 graden) en we trokken het gedrag van de bemoeizuchtige moeder écht niet meer. Met de staart tussen de benen vertrokken we terug naar het oude hostel, dat inmiddels weer open ging. In Casa de Verano, het hostel waar we dus zijn begonnen en ook weer eindigden, heeft Rianne samen met Yvo een muurschildering afgemaakt. Ook daarvan kun je de foto´s hieronder zien. We zijn dikke vrienden geworden met de Schotse Phil en Katie – de laatste is beeldend kunstenares – en we hebben daardoor drie fantastische dagen in Santa Fé gehad. Bovendien hebben we nog een oude kennis uit Pereira getroffen die toevalligerwijs op vakantie was in Santa Fé. Op 12 augustus hebben we afscheid genomen van Santa Fé en ons getrakteerd op een lekkere vakantie in een AirBnB in Medellín. Maar daarover in de volgende aflevering meer! Wat je ook kunt verwachten in de volgende blog, die zeer binnenkort verschijnt, is:
|
Yvo & RianneYvo en Rianne gaan aan de slag in Zuid-Amerika, lees hier hoe ze dat vergaat! Archieven
April 2019
Categorieën |
© Yvo Nafzger | Geen enkele tekst op deze website mag zonder uitdrukkelijke toestemming worden gepubliceerd |
| Yvo Nafzger | Kvk Nummer: 63987864 | BTW Nummer: 198419788-B01 | Meer informatie: KLIK HIER
| Yvo Nafzger | Kvk Nummer: 63987864 | BTW Nummer: 198419788-B01 | Meer informatie: KLIK HIER